Juridisch Forum NuRecht - Rechtenforum

Rechtenforum: Juridisch Forum voor juridische vragen. Iedereen kan antwoord geven; de antwoorden zijn niet afkomstig van NuRecht!

Je bent niet ingelogd.

#1 Re: Huurrecht » Verhuurde eist dat overgenomen schuur moet worden verwijderd » 27-07-16 18:32:07

Zie ook deze uitspraak waarin de rechter tot dat oordeel komt:

"[geïntimeerde] heeft er op gewezen dat genoemde gebreken - met uitzondering van de kast in de slaapkamer - vallen onder de in het Besluit kleine herstellingen omschreven gebreken en dat genoemde kast is overgenomen van de vorige huurder, zodat zij voor de staat van onderhoud van deze kast niet verantwoordelijk is.

7. De slotsom is dat de grief faalt."

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraa … 010:BM0009

#2 Re: Uitkering » Inhouden inkomsten bij twee uitkeringen » 27-07-16 18:20:58

Denk ook aan de toeslagen op grond van de toeslagenwet!

§ 1. De voorwaarden voor het recht op toeslag
Artikel 2
•    1 Recht op toeslag heeft een gehuwde, die:
o    a. recht heeft op loondervingsuitkering, en
o    b. per dag een inkomen heeft dat lager is dan € 70,68.
•    2 Behoudens het derde lid hebben voorts recht op toeslag een ongehuwde die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt en een ongehuwde, die niet met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft en die:
o    a. recht heeft op loondervingsuitkering, en
o    b. per dag een inkomen heeft dat lager is dan:
    1°. indien hij 23 jaar of ouder is: € 53,01;
    2°. indien hij 22 jaar is: € 41,91;
    3°. indien hij 21 jaar is: € 35,28;
    4°. indien hij 20 jaar is: € 29,49;
    5°. indien hij 19 jaar is: € 24,71
    6°. indien hij 18 jaar is: € 21,32.
•    3 Geen recht op toeslag heeft de in het tweede lid bedoelde ongehuwde, die de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt en behoort tot het huishouden van zijn ouders of pleegouders.
•    4 Zolang een gehuwde of ongehuwde geen recht heeft op een loondervingsuitkering omdat hem rechtens zijn vrijheid is ontnomen of omdat hij zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, heeft hij geen recht op toeslag.
•    5 Zolang een gehuwde of ongehuwde de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, heeft hij geen recht op toeslag.
•    6 Geen recht op toeslag heeft de gehuwde of ongehuwde die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt.
•    7 Recht op toeslag heeft een ongehuwde die met een of meer meerderjarige personen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft en die:
o    a. recht heeft op loondervingsuitkering, en
o    b. per dag een inkomen heeft dat lager is dan:
    1°. indien hij 23 jaar of ouder is: € 34,24
    2°. indien hij 22 jaar is: € 27,40
    3°. indien hij 21 jaar is: € 22,90.
•    8 Het zevende lid is niet van toepassing op ongehuwden die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt.
•    9 Tot de personen, bedoeld in het zevende lid, worden niet gerekend:
o    a. de persoon die de leeftijd 21 jaar nog niet heeft bereikt,
o    b. de persoon, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de eerste of tweede graad van de toeslaggerechtigde, die op basis van een schriftelijke overeenkomst met de toeslaggerechtigde, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als verhuurder, huurder, onderverhuurder, onderhuurder, kostgever of kostganger in dezelfde woning als de toeslaggerechtigde zijn hoofdverblijf heeft,
o    c. de persoon die op basis van een schriftelijke overeenkomst met een derde, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als huurder, onderhuurder of kostganger in dezelfde woning als de toeslaggerechtigde zijn hoofdverblijf heeft, mits hij de overeenkomst heeft met dezelfde persoon als met wie de toeslaggerechtigde een schriftelijke overeenkomst heeft, waarbij een commerciële prijs is overeengekomen, als huurder, onderhuurder of kostganger, en
o    d. de persoon:
    1°. die onderwijs volgt waarvoor aanspraak op studiefinanciering als bedoeld in artikel 3.1, eerste of tweede lid, van de Wet studiefinanciering 2000 kan bestaan en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die studiefinanciering;
    2°. die onderwijs volgt waarvoor aanspraak kan bestaan op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en op enig moment tijdens dat onderwijs gelet op zijn leeftijd in aanmerking kan komen voor die tegemoetkoming;
    3°. die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt;
    4°. die een vergelijkbaar soort onderwijs of beroepsopleiding als bedoeld onder 1° tot en met 3° volgt buiten Nederland, waarbij voor onder 1° en 2° geldt dat hij op enig moment tijdens dat onderwijs jonger dan 30 jaar is of in de maand van aanvang de leeftijd van 30 jaren heeft bereikt.
•    10 Op verzoek van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen legt de toeslaggerechtigde de schriftelijke overeenkomst, bedoeld in het negende lid, onderdeel b of onderdeel c, over en toont hij de betaling van de commerciële prijs aan door het overleggen van de bewijzen van betaling.
http://wetten.overheid.nl/BWBR0004043/2 … Paragraaf1

Groeten!

#3 Re: Privaatrecht (rest) » Beslaglegging bankrekening » 27-07-16 18:04:41

Lastig dat beslag! Over de vraag hoe het zit met de vloer zelf nog een (eventuele) aanvulling:

Artikel 7:17 BW bepaalt dat een  afgeleverde zaak(een vloer) aan de overeenkomst moet beantwoorden. Op grond van de overeenkomst mag de koper verwachten dat een zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien. Indien de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt en voorts herstel daarvan onmogelijk is dan wel de verkoper niet binnen een redelijke termijn de zaak heeft hersteld, dan heeft de koper ingevolge artikel 7:22 BW 1) de bevoegdheid om de overeenkomst te ontbinden, of 2) de prijs te verminderen in evenredigheid met de mate van afwijking van het overeengekomene, tenzij de afwijking van het overeengekomene, gezien haar geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Daarnaast geldt ingevolge artikel 7:24 BW dat indien op grond van een consumentenkoop een zaak is afgeleverd die niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten, de koper recht heeft op schadevergoeding overeenkomstig de afdelingen 9 en 10 van Titel 1 van Boek 6 BW.

Afhankelijk van het antwoord op de vraag of de geleverde vloer (in niet geringe mate) niet aan de overeenkomst beantwoordt (of de vloer de eigenschappen bezat die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan cliënte de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen), ontstaat aldus het recht om de prijs evenredig te verminderen, dan wel om de overeenkomst te ontbinden. Bij beoordeling van deze vraag geldt als uitgangspunt dat ingevolge artikel 7:18 lid 2 BW in geval van een consumentenkoop wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien de afwijking van het overeengekomene zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering van de zaak en installatie daarvan openbaart, tenzij de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich hiertegen verzet.

Ik hoop dat het inmiddels goed is afgelopen?

#4 Re: Arbeidsrecht » Thuiswerken als Systeembeheerder » 27-07-16 17:58:05

Beste SandS en Nadia,

Mee eens idd. In de memorie van toelichting bij de Wet flexibel werken (WFW) is ook aangegeven:

"1.1. Nut en noodzaak: Cultuuromslag nodig

Voor de samenleving worden grote arbeidsmarkttekorten verwacht in onder andere de zorg en het onderwijs. Om de kosten van de vergrijzing te kunnen opvangen is het van belang dat iedereen die kan werken, naar vermogen bijdraagt.

De arbeidsparticipatie van vrouwen in Nederland is met 60% relatief hoog. Daar staat tegenover dat het verschil tussen het aantal uren dat vrouwen werken en het aantal uren dat mannen werken het grootst van alle landen in Europa is. Het aantal gewerkte uren door vrouwen, gemiddeld 24 uur per week, ligt in Nederland relatief laag. Met tot gevolg dat slechts 46% van de vrouwen economisch zelfstandig is. Het is niet aan de overheid om een plek aan de keukentafel in te nemen; binnen het gezin moeten partners zelf in overleg kunnen bepalen hoe zij arbeid- en zorgtaken combineren. Als de overheid de arbeidsparticipatie van met name vrouwen verder wil bevorderen, dan zal dat gepaard moeten gaan met betere mogelijkheden (voor beide partners) om werk en zorg te combineren.

Want ook Nederlandse mannen werken relatief vaak in deeltijd, 16% in 2009. Maar dit betreft vooral mannen die aan het begin of juist aan het eind van hun loopbaan staan. Veel vrouwen gaan minder uren werken als er kinderen komen. Voor mannen geldt dit over het algemeen niet. In tegendeel: vaders met jonge kinderen werken relatief veel uren. De mannen met jonge kinderen die wel in deeltijd werken geven aan dat zij het moeilijk vonden om dit bij hun werkgever te regelen. Bovendien ervaren ze druk vanuit hun omgeving en hun leidinggevenden en collega’s om weer fulltime te gaan werken.

Er bestaat een grote behoefte onder werkenden om flexibel te kunnen werken. Uit onderzoeken blijkt dat er bijvoorbeeld in de bouw en de metaalsector behoefte is aan meer zeggenschap over de eigen werktijden. Meer zeggenschap over de werktijden en de mogelijkheid (deels) thuis te werken is een belangrijke voorwaarde voor veel Nederlanders om meer uren te willen werken. Ook uit onderzoek van de Taskforce DeeltijdPlus blijkt dat meer flexibiliteit in het werk een cruciale voorwaarde voor vrouwen is om meer uren te gaan werken. Van de werkende vaders met jonge kinderen wil driekwart gebruikmaken van flexibele werktijden, blijkt uit onderzoek van het ministerie van Jeugd en Gezin. Zij kaarten dit echter niet vaak aan, omdat zij denken toch geen toestemming te krijgen.

In het SER-rapport «Tijden van de samenleving» (2011) wordt het belang van de genoemde cultuuromslag benadrukt . Nederland verandert. Een toenemend aantal werkenden ervaart grote tijdsdruk en tijdsgebrek. De Nederlandse maatschappij is er één van taakcombineerders geworden. Er is in Nederland dan ook behoefte aan een slimmere organisatie van arbeid en dienstverlening, aan een andere organisatie van de tijd en plaats van arbeid en dienstverlening. De SER stelt vast dat de tijdsdruk mede opgelost kan worden door het aanpassen van arbeidsuren en arbeidsplaats,en wijst er op dat het van groot belang is dat werknemers en werkgevers in goed overleg de combinatie van werk en privé te vergemakkelijken.

Hoewel dus ook sociale partners de noodzaak van meer flexibiliteit onderkennen, vertaalt dit zich nog maar in beperkte mate in CAO-afspraken. Zo worden zaken als flexibel werken en thuiswerken in 80% van de cao’s wel benoemd maar in slechts 16% van de CAO’s worden er daadwerkelijk concrete afspraken gemaakt over flexibele werktijden. Waarbij in slechts 4% van de CAO’s bij het inroosteren rekening wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de werknemers zoals zorgtaken. Voor 90% van de werknemers die nu nog niet flexibel werkt, geldt dat dit niet is toegestaan.

De initiatiefnemers willen met de Wfw een bijdrage leveren aan de cultuuromslag, die ook de SER bepleit. Door aanpassing van de wet zullen werknemers en werkgevers vaker in CAO’s aanvullende afspraken maken over flexibel werken en nader invulling geven aan de mogelijkheden die de Wfw biedt. Het kabinet constateerde in 2004 naar aanleiding van de evaluatie van de Waa dat door de Waa deeltijdarbeid in de samenleving en in arbeidsorganisaties meer vanzelfsprekend wordt. Eenzelfde vanzelfsprekendheid willen de initiatiefnemers ook realiseren voor flexibel werken.

Natuurlijk lenen niet alle taken zich voor flexibele arbeidstijden: leraren, winkelmedewerkers en verpleegsters zijn op gezette tijden nodig op de werkplek. Maar er zijn wel steeds meer mogelijkheden om flexibel te werken. De secretaresse van een bouwbedrijf valt onder dezelfde CAO als de bouwvakkers, maar er is geen dwingende reden om haar werktijden niet flexibel te kunnen invullen. Zelfs voor de bouwvakkers zelf zijn er mogelijkheden om de werktijden minder rigide in te vullen.

Ook zijn er steeds meer mogelijkheden om thuis te werken. Vooralsnog worden die meer benut door mannen dan door vrouwen. En telewerk is nu nog een zaak van hoger opgeleiden. Een derde van de werknemers met een opleiding op WO- of HBO-niveau werkt minstens één dag thuis. Bij lager opgeleiden is dat niet meer dan 10 procent.
1.2. Voordelen van flexibel werken voor werknemers en werkgevers

Mensen die flexibel werken zijn meer tevreden over hun baan. Daarnaast heeft het ook andere voordelen. Flexibele werkers kunnen meer werk aan (38%) en werken efficiënter. Ook is 30% als gevolg van het flexibel kunnen werken, meer uren gaan werken. Onderzoek van het Wolfson Research Institute laat zien dat werknemers die zelf hun werktijden kunnen indelen, over het algemeen gezonder zijn. Doordat ze hun tijden zelf kunnen indelen zijn ze zijn minder gestrest en krijgen ze meer rust waardoor ze fysiek en mentaal gezonder zijn.

Als werknemers thuis kunnen werken en daar zelf de werktijden kunnen indelen heeft dat een positief effect op het aantal uren dat ze kunnen werken. Om te beginnen bespaart de werknemer dankzij telewerken reistijd, gemiddeld een uur per dag. Daarnaast kan de werknemer zijn tijd flexibeler indelen en daardoor het werk beter combineren met zorgtaken.

Uit onderzoek van de Universiteit Tilburg blijkt dat bedrijven die graag willen dat hun werknemers op afwijkende tijden werken, aantrekkelijker worden als ze daar zelf inspraak in hebben. Dat geldt met name voor vrouwen. De bedrijven die werknemers de kans geven om hun werktijden zelf flexibel in te delen hebben ook minder personeelsproblemen.

Bovendien kunnen bedrijven die de standaard werkweek durven los te laten ook beter inspringen op de wensen van hun klanten die ook steeds meer op zoek zijn naar diensten buiten de standaard «openingstijden» om. Een gemeente die nog na vijven bereikbaar is of een kapperszaak waar je je nog kunt laten knippen.

Telewerken biedt kansen voor werkgevers. Werknemers noemen als belangrijkste redenen om thuis te gaan werken het feit dat het thuis rustiger (64%) is en dat ze efficiënter (47%) kunnen werken. Time Magazine meldde dat werknemers op hun werk gemiddeld elke elf minuten gestoord worden door het een of ander. In totaal gaat hier gemiddeld per dag 2,1 uur aan verloren. Uit onderzoek blijkt dan ook dat telewerkers 15 tot 25 procent productiever zijn.

Het is dus niet verwonderlijk dat ook VNO-NCW pleitbezorger is van telewerken. Zij roept bedrijven actief op om telewerken te stimuleren. Het leidt, aldus de werkgeversorganisatie, tot tevredener en meer gemotiveerde werknemers, tot een hogere productiviteit en tot besparing op kantoorkosten.

[...]

Werknemers moeten afgerekend worden op wat ze presteren (in plaats van op aanwezigheid) en er moet thuis een fatsoenlijke werkplek komen. Zeker als mensen het merendeel van hun arbeidstijd thuis werken, is het belangrijk dat de werkgever actief contact onderhoudt en ervoor zorgt dat collega’s elkaar blijven ontmoeten. Overigens staan de initiatiefnemers positief tegenover het voornemen van het kabinet om de arboregels voor thuiswerken kritisch tegen het licht te houden. De afspraken over de voorzieningen die nodig zijn voor een werkplek thuis worden niet in het wetsvoorstel opgenomen. Wel wordt de mogelijkheid opengelaten dit later nog bij ministeriële regeling te regelen. " https://zoek.officielebekendmakingen.nl … 889-3.html

#5 Re: Rechtenforum: Alle andere onderwerpen » wanneer plagiaat foodconcept? » 27-07-16 17:36:33

In beginsel zou een bepaald recept auteursrechtelijk beschermd kunnen zijn. Zie bijvoorbeeld dit arrest: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inzien … 006:AU8940

“Het stelde voorop de vraag of het parfum Trésor in aanmerking komt voor auteursrechtelijke bescherming, waartoe het onderzocht (a) of sprake is van een werk dat naar zijn aard voor die bescherming in aanmerking komt, alsmede (b) of het werk een oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Met betrekking tot vraag (a) overwoog het dat onderscheid moet worden gemaakt tussen de reukstof (de stof die als gevolg van haar samenstelling een bepaalde geur verspreidt) en de (door het reukzintuig waarneembare) geur en verstond het de stellingen van Lancôme aldus dat zij de bescherming inroept voor de (zich in de parfumflesjes bevindende) reukstof (rov. 4.11.1). Het hof oordeelde dat de vraag of een enkele geur als werk in de zin van de Auteurswet kan gelden geen bespreking behoefde, nu Lancôme de auteursrechtelijke bescherming niet inroept voor de enkele geur van haar product (rov. 4.11.2) en dat aldus datgene waarvoor Lancôme die bescherming inroept niet alleen zintuiglijk waarneembaar is, maar ook voldoende concreet, stabiel en objectief vaststelbaar om als werk in de zin van de Auteurswet te kunnen worden beschouwd (rov. 4.11.3-4.11.4). Aangaande vraag (b) overwoog het hof dat hetgeen Lancôme ter onderbouwing van haar desbetreffende stelling heeft gesteld - kort gezegd: dat het parfum het resultaat is geweest van een creatief proces dat tot een specifieke combinatie van bestanddelen heeft geleid; dat daarbij is gestreefd naar een opvallend en uniek parfum; dat het een combinatie is van nader omschreven geuren en dat het vanwege zijn geur bij zijn introductie al direct bijzonder populair was - door Kecofa niet (voldoende) is betwist en in beginsel het oordeel rechtvaardigt dat het parfum in voldoende mate de vereiste oorspronkelijkheid vertoont (rov. 4.12.1-4.12.2). Naar aanleiding van het verweer van Kecofa tegen het gestelde oorspronkelijk karakter overwoog het hof nog dat voor auteursrechtelijke bescherming niet is vereist dat het werk in objectieve zin nieuw is, doch slechts dat het vanuit de maker beschouwd oorspronkelijk is, en dat het bestaan van een eerder, vergelijkbaar werk alleen dan afbreuk doet aan de oorspronkelijkheid van het latere werk als sprake is van ontlening. Dat daarvan sprake is moet worden gesteld en bewezen door degene tegen wie de auteursrechtelijke bescherming wordt ingeroepen (rov. 4.12.3-4.12.4). Het hof oordeelde dat de enkele omstandigheid dat een parfum wat betreft een aantal algemeen omschreven kenmerken zou passen binnen een bepaalde stijl of traditie, onvoldoende is om te besluiten dat het niet oorspronkelijk is, hetgeen daarom ook geldt voor de stelling van Kecofa dat het parfum Trésor 'vergelijkbaar' is met een ouder parfum. De stelling van Kecofa dat het parfum Trésor een bewerking is van het parfum 'Eternity' van Calvin Klein achtte het hof onvoldoende onderbouwd, tegen de achtergrond van hetgeen Lancôme had gesteld met betrekking tot het ontwikkelingsproces en het oorspronkelijk karakter van het parfum Trésor (rov. 4.12.5). Dit alles leidde het hof tot de conclusie dat het parfum Trésor kan worden aangemerkt als werk in de zin van de Auteurswet (rov. 4.13).

De Hoge Raad:

verwerpt het principale beroep;”

Hoewel het hier ging om een parfum, valt niet in te zien waarom dit niet bij een bepaald gerecht tevens het geval zou kunnen zijn.

Met betrekking tot een heel concept, is dat wellicht anders. Dan moet het concreet worden uitgewerkt en het geheel auteursrechtelijk beschermd zijn (vgl. HR 29 november 2002, NJ 2003, 17). Je zou het kunnen vergelijken met een bos bloemen. Stel dat je je concept als geheel ziet als een bos bloemen. Elke afzonderlijke bloem (tenzij als recept afzonderlijk beschermd) valt niet te beschermen, maar op het moment dat al die verschillende elementen bij elkaar een bos bloemen vormen, dan zou de creatie daartoe mogelijk beschermd kunnen worden.

Voor het ontstaan van het auteursrecht is vereist dat het werk ‘een eigen oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt’ (HR 4 januari 1991, NJ 1991, 608 (Romme/Van Dale).)

#6 Re: Rechtenforum: Alle andere onderwerpen » Nalatigheid politie » 27-07-16 17:19:42

Beste Joopie1988,

Een vreselijk en naar verhaal! Ik hoop dat de strafrechtadvocaat inmiddels te hulp is gekomen!

Met betrekking tot het recht om aangifte te kunnen doen, kan ik het volgende melden:

Het gaat daarbij om het recht van eenieder die kennis draagt van een begaan strafbaar feit, daarvan ingevolge artikel 161 Sv aangifte te doen. In eerste instantie laat het wettelijk kader geen ruimte voor de bovenstaande visie van de verbalisant, dat u de mogelijkheid daartoe wordt ontnomen. Immers, op grond van artikel 163 Sv geschiedt de aangifte van eenig strafbaar feit ‘mondeling of schriftelijk bij den bevoegden ambtenaar, hetzij door den aangever in persoon, hetzij door een ander, daartoe door hem van eene bijzondere schriftelijke volmacht voorzien.’

Nu artikel 268 Sr het doen van een lasterlijke aanklacht strafbaar stelt, moet ten allen tijde ten minste zijn vast te stellen door welke verdachte in dat geval, de vermeend lasterlijke aanklacht is gedaan. Alleen al uit die bepaling kan dus worden opgemaakt dat, wanneer een gemachtigde aangifte doet ex art. 163 Sv namens een ander, deze aangifte niet automatisch als zijn eigen aangifte kan worden beschouwd. Immers, dan zou men als gemachtigde nimmer aangifte kunnen doen jegens een andere persoon, zonder daarbij zelf het risico te lopen te worden vervolgd voor het doen van een lasterlijke aanklacht (Vgl. HR 7 december 1938, NJ 1938, 92).

Maar bovenal is de kwestie uitvoerig door de Minister van Justitie uiteengezet bij brief van 25 januari 2010 (Beantwoording Kamervragen over de handelwijze van de politie, in het bijzonder politie Brabant-Noord m.b.t. aangifte van strafbare – kenmerk: 5636952/09). Ik verwijs dan ook kortheidshalve naar dit document.

Mocht de politie uw aangifte niet willen opnemen, dan raad ik u aan om daarover schriftelijk een klacht in te dienen en daarbij te vermelden dat deze op grond van art. 9:20 lid 1 Awb door u wordt gedaan. De bovenstaande informatie kunt u daarin gewoon overnemen. Het zou mij werkelijk verbazen indien u dan niet alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om aangifte te doen: de politie is verplicht om uw aangifte op te nemen!

Heel veel sterkte gewenst!

#7 Re: Rechtenforum: Alle andere onderwerpen » Mag iemand ongevraagd een foto van mij maken in het openbaar vervoer? » 09-10-15 11:54:38

Het zou kunnen zijn dat hierover iets is bepaald in de vervoersvoorwaarden die de betreffende man met het kopen van een kaartje zal hebben geaccepteerd. Dan zou de vervoerder hem op 'toerekenbare tekortkoming' kunnen aanspreken. Maar in dat geval zou je zelf hier niet veel tegen kunnen doen omdat jij met de betreffende man geen vervoersovereenkomst hebt.

Een andere mogelijkheid zou natuurlijk kunnen zijn dat het strafbaar is. De wet kent hiervoor een regeling, namelijk artikel 441b van het Wetboek van Strafrecht:

Met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft hij die, gebruik makende van een daartoe aangebracht technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, van een persoon, aanwezig op een voor het publiek toegankelijke plaats, wederrechtelijk een afbeelding vervaardigt.

Daarbij moet het dus gaan om een daartoe aangebracht technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, ofwel een verborgen camera, die is aangebracht en dus niet in de hand wordt gehouden! Als voorbeeld kan deze uitspraak ook dienen:


4.3.2.2. Heimelijk gemaakte foto

Door de raadsman is bepleit, onder verwijzing naar zijn pleitnotities, dat de aangeefster van het onder 2 ten laste gelegde de betrokken dader heimelijk met haar mobiele telefoon heeft gefotografeerd in het café [café 1] aan de [straat 3] te Amsterdam. Het heimelijk fotograferen van iemand op een voor publiek toegankelijke plaats behelst een overtreding van artikel 441b van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank overweegt omtrent dit verweer het volgende. Uit de verklaring van aangever [aangever 2] blijkt dat hij met zijn vrouw, aangeefster [vrouw van aangever 2], en een man genaamd [naam 1] in een café aan een tafel hebben gezeten en dat zij hebben gesproken over het verkopen van juwelen. Aangevers hebben van te voren met elkaar afgesproken dat met de telefoon van [vrouw van aangever 2] een foto van [naam 1] zou worden gemaakt, voor het geval als het fout zou gaan.

Artikel 441b van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt.

Met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft hij die, gebruik makende van een daartoe aangebracht technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, van een persoon, aanwezig op een voor het publiek toegankelijke plaats, wederrechtelijk een afbeelding vervaardigt.

De strekking van deze strafbaarstelling is het beschermen van de persoonlijke levenssfeer tegen inbreuken daarop als gevolg van het gebruik van verborgen camera’s. De materiële norm richt zich primair tot de eigenaar van in dit geval het café en niet tot een klant van het café die een foto maakt van een andere klant in het café.

De rechtbank verwerpt derhalve dit verweer, nu, voor zover al een norm is geschonden door aangeefster, deze norm niet strekt tot bescherming van het belang waar de verdediging zich op beroept. Zie: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inzien … :2015:1930

Conclusie is dus dat het misschien niet netjes is om te doen, maar het lijkt mij niet strafbaar. Wellicht dat het door de vervoerder is verboden en dat het dus ten hoogste een toerekenbare tekortkoming zou kunnen opleveren (wanprestatie).

NB: dat betekent trouwens niet dat de man deze foto's ook bijvoorbeeld op internet zou mogen zetten of op een andere manier zou mogen openbaren. Dat zou een inbreuk kunnen opleveren op het portretrecht.

#8 Re: Personen- en familierecht » Probleem m.b.t. gedeelde mentorschap » 09-10-15 11:35:20

Mentorschap
Mentorschap is de wettelijke regeling voor meerderjarige personen die hun persoonlijke zaken niet goed meer zelf kunnen regelen. Het gaat dus om de belangen van niet-vermogensrechtelijke aard. (zie art: 1:450 BW). De aangestelde mentor neemt beslissingen over de verzorging, verpleging, behandeling of begeleiding van de persoon in kwestie.

Artikel 1:450 BW bepaalt:



Artikel 450

    1.Indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, kan de kantonrechter te zijnen behoeve een mentorschap instellen.

    2.Indien te verwachten is dat een minderjarige op het tijdstip waarop hij meerderjarig zal worden, in de in het eerste lid bedoelde toestand zal verkeren, kan het mentorschap reeds voor de meerderjarigheid worden ingesteld.

    3.Het mentorschap kan eveneens worden ingesteld, indien te verwachten is dat een meerderjarige binnen afzienbare tijd in de in het eerste lid bedoelde toestand zal verkeren.

    4.De rechter bij wie een verzoek tot het verlenen van een voorlopige of voorwaardelijke machtiging, een observatiemachtiging of een machtiging tot voortgezet verblijf als bedoeld in de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, dan wel een machtiging als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van die wet aanhangig is, is tevens bevoegd tot kennisneming van een verzoek tot instelling van een mentorschap.



In de aanbevelingen van het LOK (https://www.rechtspraak.nl/procedures/l … fault.aspx) staat hierover:

Het instellen van mentorschap behoort geen vanzelfsprekendheid te zijn, als een min of meer
logisch complement van een onderbewindstelling. Voor geneeskundige behandelingen van
wilsonbekwamen voorziet art. 7:465 lid 3 BW, bij afwezigheid van een curator, mentor of
schriftelijk gemachtigde, in vertegenwoordigingsbevoegdheid van partner, ouders, kinderen, broers
en zussen.
Voor benoeming van een mentor kan met name goede grond zijn indien er geen familie is, of
onenigheid binnen de familie leidt tot problemen bij de hulpverlening.
Het mentorschap beoogt
immers een gestructureerde mogelijkheid te bieden voor de behartiging van belangen van
meerderjarigen. Voor een zware toets is minder reden indien het daadwerkelijk om een eigen
verzoek van betrokkene gaat.

Uit wat je aangeeft lijkt het toewijzen van kennelijk gedeeld mentorschap juist tot deze onenigheid. In dat verband is het van belang om te lezen wat staat in art: 1:452 lid 9 BW

De rechter kan twee mentoren benoemen, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Zijn er twee mentoren, dan kan ieder van hen de taken die aan een mentor toekomen, alleen verrichten. De rechter kan zo nodig een taakverdeling tussen de mentoren vaststellen. Bij verschil van mening tussen de mentoren beslist op verzoek van een van hen of op verzoek van een instelling als bedoeld in artikel 451, tweede lid, de kantonrechter. Deze kan ook een verdeling van de beloning vaststellen.

Kom je er dus niet uit, dan is het mogelijk om de kantonrechter hierover te laten oordelen.

#9 Re: Personen- en familierecht » Samen gaan wonen met nieuwe partner in echtelijke woning » 09-10-15 11:19:21

Op het moment dat je met je nieuwe partner gaat samenwonen, dan is er geen sprake van huurbescherming, tenzij je ook een huurovereenkomst zou aangaan. Aangezien je ex niet meebetaalt aan de hypotheek, lijkt het mij verstandig om hierover contact op te nemen met de bank om te proberen de hypotheek op enkel jouw naam te zetten.

#10 Re: Huurrecht » Verhuurder hanteerd eigen energieprijzen! » 09-10-15 11:15:30

Zie in dat verband artikel 7:258 BW t/m 7:260 BW:

Artikel 258
•    1. Indien de huurovereenkomst meer omvat dan het enkele gebruik van de woonruimte en bij die overeenkomst slechts de hoogte van de prijs en niet die van de huurprijs is vastgesteld, kan de huurder aan de verhuurder een voorstel doen tot vaststelling van de huurprijs en het voorschot van de kosten voor nutsvoorzieningen met een individuele meter en de servicekosten.
•    2. Een voorstel als bedoeld in lid 1 moet ten minste twee maanden voor de voorgestelde dag van ingang van de huurprijs en het voorschot van de kosten voor nutsvoorzieningen met een individuele meter en de servicekosten schriftelijk worden gedaan en dient te vermelden:
o    a. de geldende prijs;
o    b. de voorgestelde huurprijs;
o    c. het voorgestelde voorschot van kosten voor de nutsvoorzieningen met een individuele meter en de servicekosten, en
o    d. de voorgestelde dag van ingang van de huurprijs en het voorschot van de kosten voor nutsvoorzieningen met een individuele meter en de servicekosten.
•    3. Indien de verhuurder niet instemt met een voorstel als bedoeld in lid 1, kan de huurder tot uiterlijk zes weken na het tijdstip waarop dit voorstel had moeten ingaan, de huurcommissie verzoeken uitspraak te doen over de redelijkheid van het voorstel. De huurcommissie stelt de huurprijs vast en, voor zover nodig, het voorschot van de kosten voor nutsvoorzieningen met een individuele meter en de servicekosten.
•    4. Indien een overeenkomst tot vaststelling van de huurprijs tot stand komt naar aanleiding van een voorstel daartoe, dat niet voldoet aan lid 1 en lid 2, aanhef en onder b, c of d, blijft de voordien geldende prijs verschuldigd, tenzij blijkt dat de verhuurder niet door het verzuim is benadeeld.

Artikel 259
•    1. De betalingsverplichting van de huurder met betrekking tot kosten voor de nutsvoorzieningen met een individuele meter en de servicekosten beloopt het bedrag dat door de huurder en verhuurder is overeengekomen. Bij gebreke van overeenstemming beloopt de betalingsverplichting met betrekking tot kosten voor de nutsvoorzieningen met een individuele meter het bedrag dat in overeenstemming is met de voor de berekening daarvan geldende wettelijke voorschriften of met hetgeen als een redelijke vergoeding voor de geleverde zaken en diensten kan worden beschouwd, en met betrekking tot servicekosten het bedrag dat bij ministeriële regeling is vastgesteld.
•    2. De verhuurder verstrekt de huurder elk jaar, uiterlijk zes maanden na het verstrijken van een kalenderjaar, een naar de soort uitgesplitstoverzicht van de in dat kalenderjaar in rekening gebrachte kosten voor nutsvoorzieningen met een individuele meter en servicekosten, met vermelding van de wijze van berekening daarvan. Indien aan de verhuurder kosten in rekening worden gebracht die niet een kalenderjaar betreffen, maar een andere periode van twaalf maanden, die een boekjaar vormt en in het verstreken kalenderjaar eindigt, neemt de verhuurder de kosten over die andere periode in het overzicht van dat verstreken kalenderjaar op.
•    3. Bij beëindiging van de huurovereenkomst heeft het overzicht als in lid 2 bedoeld betrekking op het tijdvak van het kalenderjaar dat op het tijdstip van de beëindiging reeds is verstreken.
•    4. De verhuurder biedt de huurder desverzocht de gelegenheid, na verstrekking van het overzicht bedoeld in lid 2, tot inzage van de aan het overzicht ten grondslag liggende boeken en andere bescheiden of van afschriften daarvan.

Artikel 260
•    1. Indien de huurder en verhuurder geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over een betalingsverplichting van de huurder met betrekking tot kosten voor nutsvoorzieningen met een individuele meter en servicekosten, kan de huurder of verhuurder de huurcommissie verzoeken uitspraak daarover te doen.
•    2. Het verzoek heeft betrekking op niet meer dan één tijdvak van ten hoogste twaalf maanden voor elke kostensoort waarop het verzoek betrekking heeft. Het verzoek kan worden gedaan tot uiterlijk vierentwintig maanden nadat de in artikel 259 lid 2 genoemde termijn voor het verstrekken van het overzicht door de verhuurder is verstreken.
•    3. Bij het verzoek neemt de verhuurder de betalingsverplichting van de huurder met betrekking tot de servicekosten op in een bij ministeriële regeling vastgesteld formulier.

Hieruit blijkt dus: De betalingsverplichting van de huurder met betrekking tot kosten voor de nutsvoorzieningen met een individuele meter en de servicekosten beloopt het bedrag dat door de huurder en verhuurder is overeengekomen. Bij gebreke van overeenstemming beloopt de betalingsverplichting met betrekking tot kosten voor de nutsvoorzieningen met een individuele meter het bedrag dat in overeenstemming is met de voor de berekening daarvan geldende wettelijke voorschriften of met hetgeen als een redelijke vergoeding voor de geleverde zaken en diensten kan worden beschouwd, en met betrekking tot servicekosten het bedrag dat bij ministeriële regeling is vastgesteld.

Kom je er met de verhuurder niet uit, dan kun je dus de huurcommissie verzoeken hierover uitspraak te doen.

#11 Re: Arbeidsrecht » Reiskostenvergoeding bij ontslag in proeftijd » 09-10-15 11:06:28

Als is overeengekomen dat de reiskosten zouden worden vergoed en dat je daarvoor een maandabbonnement voor de trein zou nemen, dan moet die afspraak worden nagekomen. Is echter alleen overeengekomen dat de reiskosten zouden worden vergoed (en zou je dus elke dag een kaartje kopen), dan zou dat anders kunnen zijn. Kijk ook even in de CAO als die er is, want wellicht staat daar nog een regeling omtrent reiskosten en zou die verdere discussie met de baas hierover kunnen voorkomen.

#12 Re: Arbeidsrecht » Te weinig betaald en onterechte ontslagen » 09-10-15 11:02:51

In artikel 33 van de cao Supermarkt-VGL staat omtrent werkdruk:

"Het onderwerp werkdruk maakt onderdeel uit van de Risico Inventarisatie & Evaluatie. Zie ook protocol XI."

het lijkt me handig om daar eerst eens naar te kijken.

#13 Re: Overtredingen » Handhaving hondenbeleid gemeente » 09-10-15 10:55:23

Het zal hier wellicht gaan om een buitengewoon opsporingsambtenaar die toezicht houdt. In dat geval is deze verplicht om zich op verzoek te legitimeren, maar hoeft dat niet zonder een dergelijk verzoek te doen. Zie bijvoorbeeld deze uitspraak:

De minister bestrijdt niet dat de controleurs van de VWA tijdens hun inspectiebezoek op 4 januari 2009 hebben waargenomen dat op posters, flatscreens en stickers binnen en buiten de horecagelegenheid van appellante het verzoek was vermeld om zich direct na binnentreden te legitimeren. Vast staat dat zij zich destijds niet bij appellante bekend hebben gemaakt en/of gelegitimeerd.

Ingevolge artikel 5:12, tweede lid, Awb toont een toezichthouder zijn legitimatiebewijs desgevraagd aanstonds. Naar het oordeel van het College volgt uit de tekst van deze wetsbepaling dat de toezichthouder zich op verzoek dient te legitimeren, maar niet dat een toezichthouder zich steeds bekend dient te maken.
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inzien … B:2013:166

In veel APV's is een verbod m.b.t. hondenpoep (niet opruimen) opgenomen. U zou nog kunnen onderzoeken of er voor die betreffende plaats een dergelijk verbod is.

#14 Re: Consumentenrecht » Niet verleende korting » 09-10-15 10:41:21

Das idd geen mooie gang van zaken. Je dergelijke opnames in beginsel prima gebruiken als bewijs in een zaak als deze (civiel recht), zoals in elk geval ten aanzien van opgenomen telefoongesprekken blijkt uit het arrest: HR 16-10-1987, NJ 1988, 850 Driessen/Van Gelder. Het moet dan wel om zakelijke telefoongesprekken gaan:

De cassatiegronden zijn schending van het recht en verzuim van vormen als bedoeld in art. 99 Wet RO. De in cassatie bestreden beslissingen zijn vervat in de r.o. 3 t/m 5 van het bestreden arrest, waarop hierna nog wordt teruggekomen. Ten onrechte heeft het hof op de daarin vervatte gronden het tussenvonnis van de Rb. waarvan beroep bekrachtigd en partijen gelast te verschijnen teneinde de litigieuze bandopname af te horen.
In appel is door Driessen een grief aangevoerd tegen het tussenvonnis van de Rb. van 14 febr. 1986. Deze grief is volgens de uitleg van het hof in r.o. 2 gebaseerd:
'op de stelling, dat aan de litigieuze bandopname geen enkel bewijs mag worden ontleend daar dit bewijs als onrechtmatig verkregen bewijs zou moeten worden beschouwd, nu die bandopname zonder toestemming en/of medeweten van de directeur van appellant is opgemaakt.'
Naar aanleiding hiervan overweegt het hof in r.o. 3:
'Bij de huidige stand van de techniek is het niet ongebruikelijk dat met name zakelijke telefoongesprekken door derden worden meebeluisterd of op een geluidsband worden opgenomen. Deelnemers aan zulke gesprekken dienen op deze mogelijkheden — die kunnen bijdragen tot het bewijs van het besprokene in een procedure als de onderhavige — bedacht te zijn, ook als de gesprekspartner hen daarvan niet tevoren uitdrukkelijk in kennis heeft gesteld.'
Vervolgens wordt in aansluiting hierop in r.o. 4 en 5 geconcludeerd:
'De hierboven achter 2 vermelde stelling van appellante kan naar 's hofs oordeel niet als juist worden aanvaard, zodat de grief ongegrond is. Derhalve moet het bestreden vonnis worden bekrachtigd met verwijzing van de zaak naar de Rb.
De beslissingen van het hof zijn onjuist om een of meer van de navolgende, zonodig in onderlinge samenhang, te beoordelen redenen. Door aldus te overwegen geeft het hof blijk van een onjuiste rechtsopvatting, althans geeft het hof onvoldoende inzicht in zijn gedachtengang.
A.   
Voor zover 's hofs oordeel ertoe strekt te betogen dat — kort gezegd — de gebruikelijkheid van bandopnamen van zakelijke gesprekken bij de huidige stand van de techniek meebrengt dat een dergelijke opname niet onrechtmatig is, is er sprake van schending van het recht, art. 8 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), art. 17 Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBP) en art. 10 Gr.w in het bijzonder. Het zonder toestemming en/of medeweten van de gesprekspartner vastleggen van het betreffende gesprek op geluidsband vormt immers onder alle omstandigheden, althans onder de bijzondere omstandigheden van het onderhavige geval, een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, zoals die in de eerder genoemde bepalingen wordt beschermd. Het hof heeft met zijn uitspraak miskend dat ook de inhoud van zakelijke telefoongesprekken, althans de inhoud van het onderhavige telefoongesprek onder deze bescherming valt. De inbreuk door Van Gelder op de persoonlijke levenssfeer van zijn gesprekspartner Driessen levert derhalve een onrechtmatige daad op jegens deze die immers in appel onbestreden — en derhalve in cassatie vaststaand — heeft gesteld noch van de bandopname op de hoogte te zijn geweest, noch voor deze bandopname zijn toestemming te hebben verleend.
2.   
In ieder geval heeft het hof miskend dat openbaarmaking van een bandopname waarop een dergelijk gesprek zonder toestemming en/of medeweten van de gesprekspartner is vastgelegd te allen tijde, althans in de bijzondere omstandigheden van het onderhavige geval, een inbreuk vormt op de persoonlijke levenssfeer, zoals die krachtens art. 8 EVRM, art. 17 IVBP en art. 10 Gr.w bescherming verdient. De inbreuk door Van Gelder op de persoonlijke levenssfeer van zijn gesprekspartner Driessen levert derhalve een onrechtmatige daad op jegens deze die immers in appel onbestreden — en derhalve in cassatie vaststaand — heeft gesteld noch van de bandopname op de hoogte te zijn geweest, noch voor deze bandopname zijn toestemming te hebben verleend.
3.   
Het hof heeft miskend dat het onrechtmatige karakter van de vastlegging van het betreffende gesprek op geluidsband, althans het onrechtmatige karakter van de openbaarmaking van de bandopname, met zich meebrengt dat deze bandopname niet (in rechte) mag worden gebruikt, resp. openbaarmaking van die bandopname niet (in rechte) mag plaatsvinden tegen de wil van degene wiens gesprek zonder toestemming en/of medeweten op die bandopname is vastgelegd. In een dergelijk geval mag de bandopname nimmer, althans niet in het onderhavige geval, als bewijs worden gebezigd, zodat kennisneming daarvan door de rechter niet is toegestaan.
Het voorgaande brengt mee dat het hof het recht heeft geschonden, zodat 's hofs oordeel deswege niet in stand kan blijven.
B.   
's Hofs oordeel in r.o. 4 dat de stelling van Driessen niet als juist kan worden aanvaard en de daarop gebaseerde afwijzing door het hof van het hoger beroep zijdens Driessen in r.o. 5, is onbegrijpelijk, althans onvoldoende gemotiveerd, aangezien het hof onvoldoende inzicht geeft in de gedachtengang die tot zijn oordeel heeft geleid. Op geen enkele wijze wordt namelijk door het hof aangegeven waarom de stelling van Driessen in dat geval niet als juist kan worden aanvaard.
1.   
Het feit dat een opname van een zakelijk telefoongesprek op een geluidsband bij de huidige stand van de techniek niet ongebruikelijk is, sluit geenszins uit dat het vastleggen van het gesprek op geluidsband zonder toestemming en/of medeweten van de gesprekspartner te allen tijde, althans in de bijzondere omstandigheden van het onderhavige geval, onrechtmatig is jegens deze gesprekspartner, zodat kennisneming van de bandopname door de rechter niet is toegestaan.
2.   
In ieder geval sluit het feit dat opname van een zakelijk telefoongesprek op geluidsband bij de huidige stand van de techniek niet ongebruikelijk is niet uit dat openbaarmaking van die opname, waarop een gesprek zonder toestemming en/of medeweten van de gesprekspartner is vastgelegd, te allen tijde, althans in de bijzondere omstandigheden van het geval, jegens die gesprekspartner onrechtmatig is. Dit betekent dat ook om deze reden kennisneming door de rechter van de bandopname niet is toegestaan.
Het voorgaande brengt mee dat 's hofs oordeel niet naar de eis der wet met redenen is omkleed en deswege niet in stand kan blijven.

#15 Re: Belastingrecht » aankondinging beslag ondanks beslagvrije voet » 09-10-15 10:31:09

Een incassobureau of andere schuldeisers kunnen zelf geen beslag leggen; alleen een deurwaarder kan dit. De deurwaarder mag alleen beslag leggen als er een vonnis (uitspraak)is (art. 439 Rv ev.) of toestemming is van de rechter (artikel 700 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

Bij inbeslagname moet er altijd rekening worden gehouden met de zogenaamde ‘beslagvrije voet’. Dit is het bedrag dat uitgezonderd wordt van inbeslagname. Dit bedrag is in beginsel ongeveer 90% van de bijstandsnorm en is bedoeld voor uw levensonderhoud.

Het is aan de gerechtsdeurwaarder om de beslagvrije voet te berekenen op grond van de bij hem bekende informatie. U bent verplicht informatie over uw inkomsten te geven aan de deurwaarder als hij hierom vraagt (artikel 475g Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Indien u deze informatie niet geeft wordt de beslagvrije voet gehalveerd (lid 2 van artikel 475g Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).

Op het moment dat door de belastingdienst de beslagvrije voet eveneens heeft vastgesteld, dan zal moeten worden uitgegaan van de laagste beslagvrije voet, zoals blijkt uit deze uitspraak:

De in artikel 19 Iw opgenomen verplichting de belastingaanslagen van de belastingschuldige te betalen “voor zover één en ander vatbaar is voor beslag” is in de wet opgenomen om duidelijk te maken dat de beschermende bepalingen die bij een executoriaal beslag voor een beslagene gelden, ook gelden in geval van een vordering ex artikel 19 Iw (Kamerstukken II, 1987/1988, 20588, nr. 3, p. 55 en 56). Dit betekent dat de indiener van de vordering geen aanspraak op betaling heeft indien de betaling moet worden gedaan uit een niet voor beslag vatbare uitkering (zoals kinderbijslag) of voorzover die betaling inbreuk zou maken op het bedrag van de geldende beslagvrije voet (artikelen 475a en 475b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)).
De beslagvrije voet wordt in geval van een gewoon derdenbeslag vastgesteld door de beslagleggende deurwaarder terwijl voor de beslagene tegelijkertijd een inkomensinformatieplicht geldt (artikel 475g Rv). Voor het vaststellen van de beslagvrije voet volgt uit artikel 475d lid 8 Rv dat de periodieke betaling (zoals een uitkering op grond van sociale zekerheidswetten) waarop beslag wordt gelegd, wordt berekend per maand, tenzij de desbetreffende periodieke betaling wekelijks geschiedt. Verder is het de verantwoordelijkheid van de beslaglegger om onverwijld rekening te houden met omstandigheden die maken dat de beslagvrije voet hoger moet worden gesteld en daarvan kennis te geven aan de derde (artikel 475d lid 7 Rv).
Gezien dit kader is het bij een vordering ex artikel 19 Iw – een vereenvoudigde vorm van derdenbeslag – de verantwoordelijkheid van degene die de vordering indient (oftewel ‘beslag legt’) om de beslagvrije voet vast te stellen, deze zo nodig te wijzigen en van een verhoging mededeling te doen aan de derde, onverminderd de inkomensinformatieplicht van de belastingschuldige.
Artikel 19 lid 7 Iw bepaalt, voor zover hier van belang, dat degene jegens wie een vordering is gedaan verplicht is aan die vordering te voldoen zonder daartoe een verificatie en beëdiging van schuldvordering, een rangregeling of rechterlijke uitspraak te mogen afwachten. Voorts is bepaald dat voldoening aan de vordering als betaling aan de belastingschuldige geldt. In de parlementaire geschiedenis is over artikel 19 lid 7 Iw het volgende opgemerkt:
Zodra dus een vordering is gedaan ontstaat voor de derde de verplichting aan die vordering te voldoen, uiteraard alleen indien sprake is van een opeisbare schuld in de rechtsverhouding tussen die derde en de belastingschuldige. Gelet op de ratio van de vorderingsregeling - een eenvoudige vorm van derdenbeslag waarbij de rechter geen rol speelt - is het voorschrift van de eerste volzin van het [zevende] lid logisch. Het wil acties van de derde en inschakeling van de rechter uitsluiten. Deze bepaling moet voorts worden gezien in samenhang met het voorrecht van de fiscus, dat in artikel [21] is geregeld. Haar oogmerk is te voorkomen dat betalingen aan de fiscus - die op grond van zijn hoge voorrecht in de meeste gevallen uiteindelijk toch aan hem zullen moeten worden betaald - worden getraineerd door een beroep te doen op een of meer van de evengenoemde omstandigheden. (…) Teneinde te voorkomen dat de belastingschuldige de derde die aan de vordering van de ontvanger heeft voldaan, zal aanspreken om hem alsnog te betalen, bepaalt de laatste volzin van het [zevende] lid dat voldoening aan de vordering geldt als betaling (…) aan de belastingschuldige. De vordering van de belastingschuldige op de derde gaat dus teniet, voor zover aan de vordering is voldaan.
(Kamerstukken II, 1987/1988, 20588, nr. 3, p. 58)
Artikel 19 lid 8 Iw bepaalt dat de ontvanger degene die in gebreke blijft aan de vordering te voldoen, vervolgt bij executoriaal beslag volgens de regels van het tweede boek, tweede titel, tweede afdeling, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, en dat de kosten van vervolging voor rekening komen van degene die in gebreke blijft zonder dat hij deze kan verhalen op de belastingschuldige.
Artikel 19 lid 6 Iw bepaalt dat de belastingschuldige op de voet van artikel 17 in verzet kan komen tegen de vordering als ware deze de tenuitvoerlegging van een dwangbevel.
Artikel 17 lid 1 Iw bepaalt, voor zover hier van belang, dat de belastingschuldige tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel in verzet kan komen bij de rechtbank van het arrondissement waarbinnen hij woont of is gevestigd. In lid 2 is bepaald dat het verzet aanvangt met dagvaarding door de belastingschuldige als eiser aan de ontvanger die het dwangbevel heeft uitgevaardigd als gedaagde, en dat het verzet de tenuitvoerlegging van het dwangbevel schorst voor zover deze door het verzet wordt bestreden.
Met artikel 17 is een specifieke regeling gegeven voor fiscale executiegeschillen, waar normaal gesproken de regeling voor executiegeschillen van artikel 438 Rv zou gelden (Kamerstukken II, 1987/1988, 20588, nr. 3, p. 52).
7. Uit bovenstaand wettelijk kader volgt dat een derde die wordt geconfronteerd met een vordering ex artikel 19 lid 1 Iw een lijdelijke rol heeft, zoals Uwv terecht als verweer voert: de desbetreffende ontvanger is verantwoordelijk voor de vaststelling van de voor de vordering geldende beslagvrije voet en de derde is op straffe van vervolging verplicht aan de vordering te voldoen, terwijl die voldoening bovendien wordt aangemerkt als betaling aan de uitkeringsgerechtigde. Dit impliceert ook dat een derde, die wordt geconfronteerd met twee verschillende beslagvrije voeten, eenvoudigweg zal moeten uitgaan van de laagste voet wanneer hij op basis van de ex artikel 19 Iw ingediende vorderingen uitbetaalt. Tegelijkertijd heeft de uitkeringsgerechtigde / de belastingschuldige met de verzetprocedure een middel in handen om de gehanteerde beslagvrije voet aan te vechten in een geding met de desbetreffende ontvanger.
Zie: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inzien … S:2015:285

Het meesturen van dit stuk waarin de belastingdienst aangeeft dat de beslagvrije voet behaald is, lijkt dus zinvol. Schuldeisers kunnen natuurlijk altijd – ondanks dat document – proberen om u toch tot betaling te brengen. Maar doet u dat niet, dan zal er dus eerst een uitspraak moeten zijn van – of toestemming van een rechter daarvoor.

#16 Re: Arbeidsrecht » Wet flexibel werken » 09-10-15 10:17:02

Je geeft aan dat je bij de gemeente werkt, dus ik neem aan als ambtenaar? Ik denk dat het bestuursorgaan (de gemeente) hier dan beoordelingsruimte heeft, zoals blijkt uit deze uitspraak:

7.2. De president van de Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak van 12 oktober 1995 (LJN: ZB1584) uitgesproken dat een afspraak over thuiswerken op den duur niet gevrijwaard is van wijziging. Een wijziging mag niet in strijd zijn met het geschreven of ongeschreven recht.

7.3. Zoals in 2.1. reeds is vermeld, is bij aanstelling van eiseres onder meer afgesproken dat na de reorganisatie de afspraak over thuiswerken opnieuw zou worden bezien. Daarnaast is door de aanvraag van eiseres van 26 augustus 2011 in zoverre sprake van een andere situatie dat eiseres hiermee beoogde, mede door aanspraak te maken op haar overigens toekomende rechten, haar aanwezigheid op de werkvloer voor een langere periode te (blijven) verkorten tot drie dagen.

Nu verweerder bij de indiensttreding een voorbehoud had gemaakt wat betreft het thuiswerken en nu de omstandigheden zijn gewijzigd, was verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet gehouden om wederom in te stemmen met minimaal vier uren telewerken. De algemene toezegging van verweerder dat bij de reorganisatie bestaande rechten in beginsel worden behouden, leidt niet tot een ander oordeel.

Eiseres heeft gewezen op de gang van zaken bij de aanvraag van een directe collega. Deze werkte reeds een dag thuis en wilde een tweede dag telewerken. De aanvraag werd afgewezen, maar hij behield de eerste toestemming voor een dag thuiswerken. De rechtbank overweegt dat verweerder ook bij deze collega het uitgangspunt heeft gehanteerd dat hij minimaal vier dagen per week op de werkvloer diende te zijn. Aan dit uitgangspunt werd voldaan bij handhaving van de oudere afspraak over thuiswerken. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van een ongelijke behandeling. Zie: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inzien … 012:BY8757

In die zaak ging het om het later wijzigen van een afspraak omtrent thuiswerk. In jouw geval is er zelfs nog niet een dergelijke afspraak, dus afdwingen lijkt me dan nog lastiger helaas.

#17 Re: Uitkering » Bijstandsverplichtingen terwijl aanvraag nog niet is afgehandeld » 08-10-15 19:27:26

Hoi Martin,

Dat is idd waar de wet (de Participatiewet) vanuit gaat. Artikel 9 bepaalt:

Artikel 9. Verplichtingen

    1. De belanghebbende van 18 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is, vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid, verplicht:

        a. naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, te verkrijgen, deze te aanvaarden en te behouden, waaronder begrepen registratie als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien hem daartoe het recht toekomt op grond van artikel 30b, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

        b. gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en, indien van toepassing, mee te werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a;

Zie: http://wetten.overheid.nl/BWBR0015703/

Zoals je kunt lezen in lid 1 aanhef en onder b ben je vanaf het moment van melding verplicht om 'gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening'. Daarmee wordt het college van B&W bedoeld (Burgemeester en wethouders) die formeel hierover besluiten. En met een 'voorziening' wordt ook een sollicitatietraining bedoeld...

#18 Re: Personen- en familierecht » Testament tbv langstlevende » 08-10-15 19:15:52

Een verklaring van erfrecht is een notariële akte waarin een notaris een of meer van de volgende feiten vermeldt:
a. dat een of meer in de verklaring genoemde personen, al dan niet voor bepaalde erfdelen, erfgenaam zijn of de enige erfgenamen zijn, met vermelding of zij de nalatenschap reeds hebben aanvaard
b. dat al dan niet aan de echtgenoot van de erflater het vruchtgebruik van een of meer tot de nalatenschap behorende goederen krachtens afdeling 2 van titel 3 toekomt, met vermelding of aan hem een machtiging tot vervreemden of bezwaren of een bevoegdheid tot vervreemding en vertering is verleend, alsmede of en tot welk tijdstip de echtgenoot een beroep toekomt op artikel 29 leden 1 en 3
c. dat de nalatenschap is verdeeld overeenkomstig artikel 13, met vermelding of en tot welk moment de echtgenoot de bevoegdheid toekomt als bedoeld in artikel 18 lid 1
d. dat al dan niet het beheer van de nalatenschap aan executeurs, bewindvoerders of krachtens de derde afdeling van deze titel benoemde vereffenaars is opgedragen, met vermelding van hun bevoegdheden of
e. dat een of meer in de verklaring genoemde personen executeur, bewindvoerder of vereffenaar zijn.

Voordat de notaris een dergelijke verklaring kan afgeven dient hij te onderzoeken of er een testament is en welke erfgenamen er zijn. Hij moet daartoe het Centraal Testamenten Register te ’s-Gravenhage en de Gemeentelijke Basis Administratie controleren. Als op die manier is vastgesteld wie de erfgenamen zijn, zal de notaris het verzoeken om te laten weten of zij de nalatenschap hebben aanvaard (zie: Van Mourik & Van Mourik, ‘Mijn eigen haard.nl: wat elke huiseigenaar moet weten’, p. 192). Vervolgens kan in de verklaring voor erfrecht dus worden vermeld dat “het beheer van de nalatenschap aan executeurs, bewindvoerders of krachtens de derde afdeling van deze titel benoemde vereffenaars is opgedragen.”

Of een verklaring van erfrecht nodig is, wordt verder ook op deze pagina van de overheid verder uitgelegd: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpe … deze-nodig

#19 Re: Consumentenrecht » verandering koopakte woning zonder notaris » 08-10-15 19:06:36

Op het moment dat 'de verkopende partij' dezelfde is als 'de wooncoöperatie' en ze dus kennelijk een fout hebben gemaakt, dan lijkt me dat je in beginsel redelijk sterkt staat. Enkel zouden ze dan een beroep kunnen doen op het uiteenlopen van de wil en de verklaring (zie daarover een uitgebreide toelichting ten aanzien van de loterij Miljoenenjacht), maar aan de andere kant kun jij ook in dat geval natuurlijk een beroep doen op het gerechtvaardigd vertrouwen dat 'de verkopende partij' deze toezegging ook wilde: een e-mail stuur je immers niet zomaar.

Zie daarvoor Artikel 3:35 BW:

Tegen hem die eens anders verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, heeft opgevat als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, kan geen beroep worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil.

#20 Re: Misdrijven » Geen reactie op klaagschrift van advocaat.! » 08-10-15 18:56:01

Beste Goldfinger, (mooie naam wink

Het wetboek van strafvordering kent de mogelijkheid om een klaagschrift te richten tegen inbeslagname: Artikel 552a Sv:

1. De belanghebbenden kunnen zich schriftelijk beklagen over inbeslagneming, over het gebruik van in beslag genomen voorwerpen, over het uitblijven van een last tot teruggave, over het al dan niet toepassen van de in artikel 116, vierde lid, neergelegde bevoegdheid, over de vordering van gegevens, over de vordering medewerking te verlenen aan het ontsleutelen van gegevens, over de kennisneming of het gebruik van gegevens, vastgelegd tijdens een doorzoeking of op vordering verstrekt, over de kennisneming of het gebruik van gegevens, opgeslagen, verwerkt of overgedragen door middel van een geautomatiseerd werk en vastgelegd bij een onderzoek in zodanig werk, over de kennisneming of het gebruik van gegevens als bedoeld in de artikelen 100, 101 en 114, over de vordering gegevens te bewaren en beschikbaar te houden, alsmede over de ontoegankelijkmaking van gegevens, aangetroffen in een geautomatiseerd werk, bedoeld in artikel 125o, de opheffing van de desbetreffende maatregelen of het uitblijven van een last tot zodanige opheffing.

2. De belanghebbenden kunnen schriftelijk verzoeken om vernietiging van gegevens, vastgelegd tijdens een doorzoeking of op vordering verstrekt.

3. Het klaagschrift of het verzoek wordt zo spoedig mogelijk na de inbeslagneming van de voorwerpen of de kennisneming of ontoegankelijkmaking van de gegevens ingediend ter griffie van het gerecht in feitelijke aanleg, waarvoor de zaak wordt vervolgd of het laatst werd vervolgd. Het klaagschrift of het verzoek is niet ontvankelijk indien het is ingediend op een tijdstip waarop drie maanden zijn verstreken sedert de vervolgde zaak tot een einde is gekomen.

4. Indien een vervolging niet of nog niet is ingesteld wordt het klaagschrift of het verzoek zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee jaren na de inbeslagneming, kennisneming of ontoegankelijkmaking ingediend ter griffie van de rechtbank van het arrondissement, binnen hetwelk de inbeslagneming, kennisneming of ontoegankelijkmaking is geschied. De rechtbank is bevoegd tot afdoening tenzij de vervolging mocht zijn aangevangen voordat met de behandeling van het klaagschrift of het verzoek een aanvang kon worden gemaakt. In dat geval zendt de griffier het klaagschrift of het verzoek ter afdoening aan het gerecht, bedoeld in het vorige lid.

5. De griffier van het gerecht dat tot afdoening bevoegd is, zendt aan degene bij wie het voorwerp is in beslag genomen, indien hij noch de klager is, noch afstand van het voorwerp heeft gedaan, en zijn adres bekend is, onverwijld een afschrift van het klaagschrift en deelt hem mee dat hij zijnerzijds een klaagschrift kan indienen. Op last van de voorzitter van het gerecht stelt de griffier tevens andere belanghebbenden van het klaagschrift in kennis, hun de gelegenheid biedende hetzij zelf binnen een in de kennisgeving te vermelden termijn een klaagschrift in te dienen, betrekking hebbend op hetzelfde voorwerp of dezelfde gegevens, hetzij tijdens de behandeling van het klaagschrift te worden gehoord. In het laatste geval geldt de kennisgeving als oproeping.

6. De behandeling van het klaagschrift of het verzoek door de raadkamer vindt plaats in het openbaar.

7. Acht het gerecht het beklag of het verzoek gegrond, dan geeft het de daarmede overeenkomende last.

Om daarvan een voorbeeld te geven:

"Maatstaf bij de beoordeling van het onderhavige klaagschrift is of het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van hetgeen bij klager in beslag is genomen. Nu beslag is gelegd op de voet van artikel 94 Sv is daarbij in dit geval van belang of het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, het voorwerp zal verbeurd verklaren of onttrekken aan het verkeer."

Zie: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inzien … :2013:3147

Van belang is dus in de eerste plaats om te weten op welke grond (welk artikel) deze goederen in beslag zijn genomen. Dat blijkt niet uit deze post.

Verder lees ik: "en stelt is zijn brief dat hij zich vrij acht mocht hier niet op gereageerd worden". Wat je hiermee bedoelt is niet meteen duidelijk, maar als je bedoelt dat de advocaat, op het moment dat er niets met het klaagschrift zou worden gedaan, zich vrij acht om de zaak daarna te laten voor wat het is, terwijl je het daarmee niet eens bent, dan zou je je daarover natuurlijk kunnen beklagen bij de desbetreffende advocaat. Doe dat dan wel schriftelijk, per e-mail bijvoorbeeld.

Mocht uw advocaat daar geen oor naar hebben, dan zou u een klacht kunnen indienen tegen de advocaat. Meer daarover kunt u hier lezen: https://www.advocatenorde.nl/189/consum … w-advocaat

#21 Re: Arbeidsrecht » Concurentie en relatiebeding na 1 jan 2015 » 08-10-15 18:32:33

Dag,

Met ingang van 1 januari 2015 is de wet op dit gebied inderdaad veranderd. Artikel 7:653 BW bepaalt nu:

1. Een beding tussen de werkgever en de werknemer waarbij deze laatste wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de overeenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn, is slechts geldig indien:

a. de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan; en

b. de werkgever dit beding schriftelijk is overeengekomen met een meerderjarige werknemer.

2. In afwijking van lid 1, aanhef, en onderdeel a, kan een beding als bedoeld in lid 1 worden opgenomen in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, indien uit de bij dat beding opgenomen schriftelijke motivering van de werkgever blijkt dat het beding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen.

3. De rechter kan een beding als bedoeld in lid 1 en lid 2:

a. geheel vernietigen indien het beding, bedoeld in lid 2, niet noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen; of

b. geheel of gedeeltelijk vernietigen indien in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld.

4. Aan een beding als bedoeld in lid 1 of lid 2 kan de werkgever geen rechten ontlenen, indien hij wegens de wijze waarop de overeenkomst is geëindigd, schadeplichtig is.

5. Indien een beding als bedoeld in lid 1 of lid 2 de werknemer in belangrijke mate belemmert om anders dan in dienst van de werkgever werkzaam te zijn, kan de rechter steeds bepalen dat de werkgever voor de duur van de beperking aan de werknemer een vergoeding moet betalen. De rechter stelt de hoogte van deze vergoeding met het oog op de omstandigheden van het geval naar billijkheid vast; hij kan toestaan dat de vergoeding op de door hem te bepalen wijze in termijnen wordt betaald. De vergoeding is niet verschuldigd, indien de werknemer wegens de wijze waarop de overeenkomst is geëindigd, schadeplichtig is.

Uit dit artikel blijkt dat een dergelijk (concurrentie)beding dat dus na die tijd is aangegaan niet geldig is, ofwel: het is nietig, het bestaat niet. Dat u het hebt ondertekend lijkt daarin dus ook geen verandering te maken, omdat de wet al aangeeft dat deze ondertekening dan niet geldig is.

Verder is hierover door de regering toegelicht:

"3. Concurrentiebeding

Door een zogenoemd concurrentiebeding kan een werknemer niet of slechts onder restricties in dienst treden bij een andere werkgever of starten als ondernemer in dezelfde branche. De huidige wet stelt slechts twee voorwaarden aan de geldigheid van een dergelijk beding, namelijk schriftelijkheid en meerderjarigheid van de werknemer. De rechter kan het beding geheel of gedeeltelijk vernietigen als het te beschermen belang van de werkgever niet in verhouding staat tot het nadeel voor de werknemer. De rechter kan bijvoorbeeld de overeengekomen boete, die vaak aan het overtreden van het concurrentiebeding is gekoppeld, matigen. Ook kan de rechter bepalen dat de werknemer een vergoeding krijgt voor de duur van de beperking.

Het belang van de werkgever bij het overeenkomen van een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst kan gelegen zijn in het beschermen van bedrijfsgeheimen of het voorkomen dat een ex-werknemer bepaalde klanten meeneemt. Daar tegenover staat het grondwettelijk recht van de werknemer op vrijheid van arbeidskeuze, welk recht door een concurrentiebeding wordt beperkt.16 Een concurrentiebeding zal voor een werknemer immers vaak belemmerend werken bij de overstap naar een andere baan, terwijl er met het oog op duurzame inzetbaarheid steeds meer van werknemers zelf wordt gevraagd. Enige belemmering is inherent aan het concurrentiebeding, maar gezien het belang van de werknemer dient zorgvuldig gebruik te worden gemaakt van het beding. Dit geldt des te meer voor werknemers met een tijdelijk contract. Zij hebben een in duur beperkt contract en iedere beperking van de mogelijkheden elders een (vast) contract aan te gaan of om als zelfstandige aan de slag te gaan in dezelfde branche, is daarom in beginsel onwenselijk.

De huidige wet stelt geen voorwaarden aan de contractvorm als het gaat om de geldigheid van een concurrentiebeding. Gezien het hierboven geschetste dubbele nadeel voor werknemers met een tijdelijk contract is het volgens de regering wenselijk om de mogelijkheid te beperken om een concurrentiebeding overeen te komen indien de werknemer werkzaam is op basis van een tijdelijk contract. De regering is van mening dat het belang van de werkgever bij een concurrentiebeding in een dergelijk geval in beginsel niet opweegt tegen het belang van de werknemer. Het uitgangspunt hierbij is dat een concurrentiebeding bij tijdelijke contracten in principe wordt verboden. Het kan echter voorkomen dat een tijdelijke werknemer bijvoorbeeld specifieke werkzaamheden verricht of in een specifieke functie werkzaam is, waarbij het voordeel voor de werkgever bij een concurrentiebeding wel kan opwegen tegen het nadeel voor de werknemer. Er wordt daarom een uitzondering op de hoofdregel gecreëerd voor die gevallen waarin de werkgever gemotiveerd in de overeenkomst aangeeft welke zwaarwichtige bedrijfs- of dienstbelangen17 een concurrentiebeding vereisen.

In het beding zelf dient gemotiveerd te worden welke bedrijfs- of dienstbelangen het betreft en waarom die een concurrentiebeding vereisen. Dit noopt de werkgever tot een concrete afweging en voorkomt daarmee een lichtvaardig gebruik van het beding. Zonder motivering is het beding nietig. Wanneer er wel een motivering is opgenomen, maar de werknemer van mening is dat er niet of niet meer sprake is van zodanig zwaarwichtige bedrijfs- of dienstbelangen dat die een concurrentiebeding noodzakelijk maken, kan hij dit voorleggen aan de rechter. Die kan het beding vervolgens vernietigen indien hij meent dat de motivering de noodzaak voor een concurrentiebeding onvoldoende onderbouwt.

Het voorstel sluit aan bij de jurisprudentie. Momenteel kunnen de tijdelijkheid van een arbeidsovereenkomst en een korte duur van het dienstverband voor de rechter een reden zijn om een concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk te vernietigen.18

Het voorstel heeft overigens geen gevolgen voor bedingen die zijn toegestaan op grond van het tweede lid van artikel 9a van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi), nu dergelijke bedingen geen concurrentiebeding zijn in de zin van artikel 7:653 BW. Het blijft dus mogelijk om in een inleenovereenkomst op te nemen dat er een redelijke vergoeding verschuldigd is door de inlener aan degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt (de «uitlener») voor de door deze verleende diensten in verband met de terbeschikkingstelling, werving of opleiding van de desbetreffende arbeidskracht.

Overwogen is om te bepalen dat een concurrentiebeding niet toegestaan is in alle contracten (tijdelijk of vast) die een beperkte duur hebben (gehad), bijvoorbeeld een jaar. Hier is evenwel niet voor gekozen. Het hiervoor geschetste «dubbele nadeel» van werknemers met een tijdelijk contract ligt hieraan ten grondslag. Naast het feit dat zij door het concurrentiebeding beperkt worden in hun vrije arbeidskeuze, wat ook bij werknemers die na afloop van een vast contract worden gehouden aan een concurrentiebeding het geval is, staat bij een tijdelijk contract op voorhand al vast dat dit beperkt is in duur. Het financiële nadeel dat de werknemer lijdt doordat hij een nieuwe baan ten gevolge van het concurrentiebeding niet mag aannemen, wordt ook momenteel in de jurisprudentie regelmatig gezien als zwaarwegend belang van de werknemer en als aanleiding om het concurrentiebeding (deels) te vernietigen.

Het wetsvoorstel brengt geen verandering in de regels voor het aangaan van een concurrentiebeding in contracten voor onbepaalde tijd. Gezien het feit dat ook daar lichtvaardig en oneigenlijk gebruik van het concurrentiebeding kan voorkomen, is het kabinet voornemens om in de toekomst samen met sociale partners te bezien of ook een bredere aanpassing van de wettelijke regeling voor het concurrentiebeding wenselijk is. Dit voornemen om advies te vragen aan de SER is bij brief van 17 september 2013 aan de Tweede Kamer medegedeeld.19"

Zie: https://zoek.officielebekendmakingen.nl … 818-3.html

#22 Re: Arbeidsrecht » Geen nieuw contract / salarisverhoging bij hogere functie » 08-10-15 17:53:36

In de eerste plaats is het van belang om te kijken of hierover iets in de CAO is geregeld (als die van toepassing is). Verschillende CAO's kennen hiervoor een regeling als het aankomt op het tijdelijk geven van een contract, zoals bijvoorbeeld:

Cao ABN AMRO (p. 5)
Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd mag alleen bij:
• piekvorming in het werk;
• tijdelijke vervanging van een collega;
• een project;
• een overgangsfase bij een reorganisatie; of
• een opleidingsperiode voor een trainee.

Cao Post NL Postbezorgers (art. 9 lid 2)
De arbeidsovereenkomst kan worden aangegaan voor bepaalde tijd:
– ter vervanging van een tijdelijk afwezige werknemer;
– voor het verrichten van werkzaamheden verbonden aan een tijdelijke opdracht aan de
werkgever;
– voor het verrichten van werkzaamheden van tijdelijke aard en/of omvang.

Soms wordt in een CAO ook een regeling getroffen m.b.t. het salaris dat daarbij hoort, zoals bijvoorbeeld in de CAO voor Slijterijen:

Artikel 23
Plaatsvervanging
1. Indien en zolang een werknemer gedurende drie maanden of langer
een werknemer die een hogere functie vervult, vervangt, heeft hij
nadat de vervanging één maand heeft geduurd recht op een opslag
op zijn loon van tenminste 20%, met dien verstande dat zijn loon
vermeerderd met evenbedoelde opslag niet meer kan bedragen dan
het loon van degene die hij vervangt.

Het is dus allereerst verstandig om te kijken of er een CAO van toepassing is op de arbeidsovereenkomst en om te kijken of die hiervoor een regeling heeft. Is dat namelijk het geval, dan is de situatie daarmee ook meestal behoorlijk duidelijk.

#23 Re: Burenrecht » Geleden schade door onrechtmatige daad hond » 09-07-15 23:22:52

Hoi, een naar verhaal... ben zelf een echte poezenliefhebber en kan me voorstellen dat dit best aankomt. Ook dat je denkt aan immateriële schadevergoeding, maar dat gaat hem niet worden, ben ik bang. Idioot advies ook van het Juridisch Loket, als je het mij vraagt....

Om immateriele schadevergoeding te kunnen vorderen, moet er voldaan zijn aan een aantal voorwaarden. Smartengeld wordt in Nederland niet zomaar toegekend.  Artikel 6:106 BW bepaalt namelijk:

1. Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding:

a. indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen;

b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast;

c. indien het nadeel gelegen is in aantasting van de nagedachtenis van een overledene en toegebracht is aan de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, de geregistreerde partner of een bloedverwant tot in de tweede graad van de overledene, mits de aantasting plaatsvond op een wijze die de overledene, ware hij nog in leven geweest, recht zou hebben gegeven op schadevergoeding wegens het schaden van zijn eer of goede naam.

2. Het recht op een vergoeding, als in het vorige lid bedoeld, is niet vatbaar voor overgang en beslag, tenzij het bij overeenkomst is vastgelegd of ter zake een vordering in rechte is ingesteld. Voor overgang onder algemene titel is voldoende dat de gerechtigde aan de wederpartij heeft medegedeeld op de vergoeding aanspraak te maken.

Dus of je moet aantonen dat de aansprakelijke persoon (de buurman) dit doel had (bijvoorbeeld het aanhitsen van het dier: "pak die poes, Astor!") of wanneer je lichamelijk letsel hebt opgelopen. Aantasting van de overledene zijn naam kan buiten beschouwing blijven, ook aantasting in de goede naam en dan blijft over: "op andere wijze in zijn persoon is aangetast". In de praktijk komt het er dan op neer dat je door het verlies van de poes zodanig in emotionele nood bent komen te verkeren, dan je daarvoor inmiddels een psychiater hebt bezocht... (zie: HR 22 februari 2002, NJ  2002, 240 - Shockschade en HR 2 mei 1997, NJ 1997, 662 - Kip en Sloetjes/Rabobank). Een enkel gevoel van 'onbehagen' is in elk geval niet voldoende om smartengeld te kunnen vorderen c.q. immateriële schadevergoeding (zie bijvoorbeeld: HR 13 januari 1995, NJ  1997, 336 - Ontvanger/ Bos).

En.... het lijkt mij dat je zou mogen verwachten dat ook de mensen die bij het Juridisch Loket werken dat tenminste zouden moeten weten sad Om het nog even te illustreren:

"Gelet op het vorenstaande is van onrechtmatig handelen van [gedaagden] onvoldoende gebleken. Reeds daarop strandt de gevorderde immateriële schadevergoeding. Maar ook al zouden [gedaagden] op enigerlei wijze onrechtmatig hebben gehandeld jegens [eiser], dan nog is naar het oordeel van de kantonrechter voor immateriële schadevergoeding geen plaats, nu [eiser] ook onvoldoende heeft gesteld om te kunnen oordelen dat er sprake is van een aantasting in zijn persoon, welke op de voet van artikel 6:106 BW een vergoeding voor geleden immateriële schade zou rechtvaardigen. Ten slotte overweegt de kantonrechter dat, anders dan door [eiser] is gevorderd, het in rechte afdwingen van (schriftelijke) excuses niet mogelijk is. Het al dan niet aanbieden van excuses aan een ander is een hoogstpersoonlijke (morele) keuze, waartoe niemand kan worden verplicht. Dat zou ook afdoen aan de waarde van de excuses." (zie: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inzien … 11:BT2357).

Maar dan nu het goede nieuws:

De kosten bedragen 144,50 euro, zoals je aangeeft, dus net onder de grens van 150,-. Dat zou natuurlijk heel jammer zijn... In de meeste polisvoorwaarden is zo'n grens opgenomen. Ik pak er een willekeurige uit, zij het dat het hier om iets andere bedragen gaat:

"Geen rechten aan deze verzekeringkunnen worden ontleend indien het financiële belang van de verzekerdeminder dan €225,- bedraagt of minder dan €75,- indien het belang verband houdt met het houden/
besturen van motorrijtuigen. Deze franchise geldt niet voor strafrechtsbijstand en juridische adviezen."

Maar ik neem aan dat de poes zelf ook waarde had? In het recht worden huisdieren gezien als 'zaken' ofwel (zou je kunnen zeggen - zoals vroeger) goederen die een waarde hebben. Als de poes is doodgebeten, dan ben je dus ook de waarde van de poes kwijt en het zou mij heel erg verbazen indien een gemiddelde poes minder dan 5,50 euro zou kosten.... Op marktplaats lopen de prijzen al snel uiteen tot ca. 100.- euro of meer!

Het verlies van de poes moet je dus m.i. meerekenen in het schadebedrag en dat melden aan de rechtsbijstandverzekeraar. En wil die nog niets doen, dan is er altijd nog zoiets als een geschillenregeling. Wat houdt de geschillenregeling in? Ik pak weer een willekeurige uit de polisvoorwaarden:

"artikel 29 geschillenregeling SRK

29.1 gedragslijn bij verschil van mening tussen het SRK en de verzekerde over de regeling van het geschil waarvoor een beroep op deze verzekering is gedaan. De verzekerde kan een beroep doen op de onderstaande geschillenregeling als hij/zij het niet eens is met de mededeling van het SRK, dat conform artikel 9.2 van de voorwaarden Rechtsbijstandverzekering voor Particulieren geen redelijke kans aanwezig is het beoogde resultaat te bereiken of als hij/zij het niet eens is met de wijze van juridische aanpak van de zaak. De verzekerde dient in dat geval schriftelijk aan het SRK op basis van voor het SRK bekende feiten en omstandigheden te motiveren waarom hij/zij het niet eens is met het SRK.

De geschillenregeling omvat het volgende
a het SRK verzoekt een in Nederland ingeschreven advocaat, voor zover deze niet in dienstbetrekking staat tot het SRK, juridisch advies uit te brengen over de vraag of een verdere behandeling van de zaak een
redelijke kans heeft het beoogde resultaat te bereiken, dan wel of de juridische aanpak van de zaak al dan niet de juiste is. De advocaat betrekt hierbij de standpunten van zowel het SRK als de verzekerde.

b de verzekerde heeft hierbij het recht van vrije advocatenkeuze. Indien de verzekerde geen advocaat van eigen keuze heeft, overlegt
het SRK met de verzekerde welke advocaat gevraagd zal worden het juridisch advies uit te brengen.

c het SRK draagt zorg voor het toezenden van het dossier aan de gekozen advocaat, teneinde deze in staat te stellen het juridisch advies uit te brengen

d het uitgebrachte advies is voor het SRK bindend

e het SRK betaalt de kosten van dit juridisch advies

f deelt de advocaat de mening van de verzekerde, dan kan het SRK de zaak volgens het uitgebrachte advies verder behandelen. Behandelt het SRK verder niet zelf, dan heeft verzekerde de vrije keuze wie de zaak verder volgens het uitgebrachte advies zal behandelen. De in het kader van deze geschillenregeling ingeschakelde advocaat of een kantoorgenoot van hem/haar mag de zaak verder niet behandelen. Het SRK verstrekt voor de verdere behandeling schriftelijk opdracht.

g deelt de advocaat de mening van het SRK, dan kan de verzekerde de zaak tot zich trekken en op eigen kosten voortzetten. Indien uit de definitieve uitslag van de zaak - die de verzekerde verplicht is binnen
één maand nadat uitspraak is gedaan aan het SRK te zenden - blijkt dat het beoogde resultaat geheel werd bereikt, zal het SRK alsnog de gemaakte kosten, conform artikel 10 van de voorwaarden
Rechtsbijstandverzekering voor Particulieren, vergoeden. Indien het beoogde resultaat slechts gedeeltelijk werd bereikt, zal het SRK deze kosten in verhouding tot het in de procedure behaalde
resultaat vergoeden.

h de verzekerde kan geen beroep doen op de geschillenregeling als met goedkeuring van verzekerde door het SRK reeds een advocaat, voor zover deze niet in dienstbetrekking staat van het SRK, of een andere rechtens bevoegde deskundige, is ingeschakeld voor de behandeling van de zaak, of een advocaat reeds een advies in het kader van de geschillenregeling voor het geschil heeft uitgebracht.
29.2 gedragslijn bij verschil van mening over het wel of niet verlenen van dekking. De verzekeringnemer kan een rechtsvordering tegen het SRK instellen indien het SRK meent dat de gebeurtenisgeen aanleiding geeft om rechten aan deze verzekering te ontlenen. Indien de rechter de verzekeringnemer in het gelijk stelt, zal het SRK de redelijkerwijs gemaakte kosten, conform artikel 10 van de voorwaarden Rechtsbijstandverzekering voor Particulieren, vergoeden.

Mijn ervaring is dat een rechtsbijstandverzekeraar - zeker in een geval als dit, waar het om geringe kosten gaat (!) - de zaak dan zal afkopen. Immers, een rechtszaak kost al snel het tienvoudige.... Dat afkopen staat ook in de voorwaarden doorgaans:

22.1 Het SRK is gerechtigd in plaats van (verdere) rechtsbijstand te verlenen, de verzekerde een bedrag aan te bieden ter grootte van
het financieel belang.

22.2 De rechten die ter zake van deze gebeurtenis voor de verzekerde voortvloeien uit de verzekering, komen na de betaling van het bedrag te vervallen.

Conclusie:

Laat de rechtsbijstandverzekering weten dat de poes ook een waarde heeft, en kijk wat een vergelijkbare poes zou kosten, of dien eventueel de nota in van toen hij werd aangeschaft. Komt dat bedrag uit boven de 5,50 euro, dan zit je boven de franchise en zal de verzekering iets moeten doen, daar ben je immers voor verzekerd. En willen ze dat dan nog niet, geef dan aan dat je een beroep doet op de geschillenregeling. Het zou m.i. heel raar moeten lopen als ze je in de tussentijd niet gewoon de schade vergoeden smile

Maar! Laat het even weten hoe het afloopt! Ik ben erg benieuwd!

#24 Re: Huurrecht » Achtergelaten zaken oud-huurder » 06-07-15 21:59:50

Op het moment dat je het gehuurde krijgt opgeleverd is in beginsel de staat waarin het dan verkeerd bepalend voor waarop de huurovereenkomst ziet, tenzij daarover andere afspraken zijn gemaakt. Dus op het moment dat de oude huurder gordijnen heeft laten hangen, had het op de weg van de verhuurder gelegen om deze ofwel te verwijderen, dan wel daarover contact met je op te nemen en een andere afspraak te maken. Nu dat kennelijk niet gedaan is, is mijn eerste conclusie dat je dus de kamer huurt inclusief de aanwezige gordijnen. Op het moment dat de oude huurder deze terug wil, zal hij zich bijgevolg tot de verhuurder moeten wenden, want jij huurt nu inmiddels ook de gordijnen. Dat betekent ook dat de verhuurder m.i. niet van je kan verlangen dat je ze zou moeten afstaan, want je huurt ze inmiddels, met de woonruimte. Dus zou de verhuurder ze toch terug willen geven, dan is daar geen rechtsgrond voor lijkt me. Hij zou dan voor vervangende gordijnen kunnen zorgen of je schadeloos kunnen stellen en de huurovereenkomst navenant aanpassen. Maar dat de vorige huurder een 'vorderingsrecht' op jou zou hebben om de gordijnen te moeten teruggeven lijkt mij bijzonder onaannemelijk, tenzij er dus andere afspraken zijn gemaakt....

#25 Re: Overtredingen » Fysiek geweld op school door surveillant » 06-07-15 21:53:39

De eerste stap lijk mij om een formele en dus schriftelijke klacht hierover in te dienen bij het bestuur van de opleiding...

Forum footer

Powered by FluxBB