Rechtenforum: Juridisch Forum voor juridische vragen. Iedereen kan antwoord geven; de antwoorden zijn niet afkomstig van NuRecht!
Je bent niet ingelogd.
Pagina's: 1
Gezien de veranderingen omtrent het alcoholslot. Stel ik de volgende vraag. Mensen die een alcoholslot opgelegd krijgen worden niet meer strafrechtelijk vervolgd. Krijgen ze dan ook geen strafblad? Zelf heb ik met 300 ugl /0,7promile, alleen een boete gekregen. Omdat ik net over de grens zat heb ik de laagste boete gekregen maar dit betekend wel meteen ook een strafblad. Is er iets dat ik kan doen om dit strafblad niet te krijgen? De boete is net binnen en ik kan nog bezwaar maken. Heeft het zin om bezwaar te maken? Graag verneem ik een antwoord.
Offline
Het alcoholslotprogramma en de wetsgeschiedenis
Het alcoholslotprogramma bestaat sinds 1 december 2011 en wordt opgelegd aan bestuurders van motorvoertuigen – niet zijnde bromfietsen - die worden aangehouden met een ademalcoholgehalte tussen de 1,3 en 1,8 promille (resp. 570-785 ug/l) en aan beginnende bestuurders met een ademalcoholgehalte tussen de 1,0 en 1,8 (resp. 435 en 785 ug/l), of bij weigering van de blaastest. Het is een bestuursrechtelijke maatregel die wordt opgelegd door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: CBR).De deelnemer aan het programma krijgt - nadat hij dit zelf heeft aangevraagd - een rijbewijs B met de code 103 ‘rijden met een alcoholslot’. Het ‘oude’ rijbewijs B wordt overeenkomstig artikel 132b, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994 ongeldig bij de oplegging van de maatregel. Voor alle andere categorieën rijbewijzen, met uitzondering van categorie AM (het bromfietsrijbewijs), wordt het rijbewijs eveneens ongeldig. Het programma duurt (ten minste) twee jaar en betrokkenen betalen zelf de kosten van deelname aan het programma.
Het alcoholslot is een startonderbreker die van overheidswege wordt ingebouwd in de auto van een bestuurder aan wie de maatregel is opgelegd. De bestuurder moet voor het starten in het apparaat blazen. Het slot meet vervolgens de hoeveelheid alcohol in de adem en zorgt ervoor dat de auto niet start wanneer te veel alcohol in de adem wordt gemeten (meer dan 0,2 promille of 88 ug/l). Tijdens de rit vraagt het apparaat op een aantal willekeurige momenten om een herhaling van de blaastest. De deelnemer moet de geregistreerde gegevens om de 46 dagen laten uitlezen bij een uitleesstation. Daarna analyseert het CBR de data. Houdt de deelnemer zich aan de spelregels, dan kan het slot voortaan om de 92 dagen worden uitgelezen. Wanneer niet correct wordt meegewerkt aan het programma, kan de programmaduur worden verlengd of verdere deelname aan het programma worden ontzegd.
Tot de invoering van het ASP is blijkens de wetsgeschiedenis (TK 2008-2009, 31896, nr. 3) besloten omdat de wetgever het aantal ongevallen, veroorzaakt door het rijden onder invloed van alcohol, wilde terugdringen en de huidige bestuurlijke maatregelen onvoldoende effectief heeft bevonden. De wetgever heeft daarom nieuwe instrumenten nodig geacht. Een dergelijk instrument is het ASP. De maatregel is door de wetgever in het bestuursrecht ondergebracht. Doel ervan is het aantal alcohol gerelateerde verkeersslachtoffers te verminderen door de zware overtreders bewust te maken van de grote gevaren van rijden onder invloed van alcohol en hen te leren een scheiding te maken tussen alcoholgebruik en het besturen van een motorrijtuig.
Rechtbank Den Haag van 15 juli 2014 (ECLI:NL:RBDHA:2014:5980) en Hof Den Haag 22 september 2014 (ECLI:NL:GHDHA:2014:3017).
Waar het in het kort op neerkomt is dat in deze uitspraken wordt vastgesteld dat er in deze combinatie van straffen, feitelijk 'dubbel gestraft' zou worden:
"Ne bis in idem
Het ASP heeft ten doel het beteugelen van de gevaren voor de verkeersveiligheid door de rijgeschiktheid van de betrokken bestuurder te bevorderen. Dit sluit niet uit dat de maatregel als een punitieve maatregel moet worden aangemerkt. Met een punitieve maatregel wordt immers ook speciale preventie beoogd. Het punitieve karakter volgt ook uit de omstandigheid dat de deelname aan het programma wordt ‘afgedwongen’ door het ‘voorwaardelijk deel van de beslissing tot oplegging, dat bij niet deelname het rijbewijs gedurende vijf jaar zijn geldigheid zal verliezen. De politierechter merkt op dat ook ander bekende maatregelen, zoals een oplegging van tbs of de oplegging van deelname aan bijvoorbeeld een agressietraining als oplegging van een strafmaatregelen worden aangemerkt.
[...]
Het ne bis in idem-beginsel brengt mee dat voor hetzelfde feitencomplex niet ten tweede male vervolgd kan worden. De werking van de regel is dan ook beperkt tot het feit waarover in de eerdere/andere instantie is beslist. Wat betreft verdachte is dat feit te kennen uit eerder genoemd besluit van het CBR van 7 maart 2013. En is in dat besluit uit gegaan van het gegeven dat bij verdachte op 22 februari 2013 een ademalcoholgehalte van 805 µg/l is geconstateerd. Nu dat overeenstemt met de feitelijkheden die in deze (straf)zaak ten laste zijn gelegd, zal hierna de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie worden uitgesproken. De politierechter merkt op dat dit oordeel anders zou zijn indien verdachte thans meer of andere feiten verweten zouden kunnen worden dan die al zijn beoordeeld in de bestuursrechtelijke instantie, zoals bijzondere recidive of overtreding van andere voorschriften dan artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing.
[...]
Het opleggen van een bestuurlijke boete, dan wel de mededeling dat er geen bestuurlijke boete wordt opgelegd, staat dus gelijk aan een kennisgeving van niet verdere vervolging, en roept de rechtsbescherming van artikel 255 van het Wetboek van Strafvordering in het leven. Dit impliceert dat het openbaar ministerie alleen in het geval van nieuwe bezwaren, of wanneer het gerechtshof na een klacht op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering de vervolging alsnog beveelt, kan vervolgen voor een feit waarvoor al een bestuurlijke boete is opgelegd.
De politierechter verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vervolging van verdachte."
Onlangs heeft de Hoge Raad hierover geoordeeld met als strekking:
Alcoholslotprogramma (asp). Art. 8 WVW 1994. Bij de huidige Nederlandse regelgeving is de strafvervolging van een verdachte t.z.v. het rijden onder invloed van alcoholhoudende drank in strijd met de beginselen van een goede procesorde in die gevallen waarin verdachte o.g.v. datzelfde feit de onherroepelijk geworden verplichting tot deelname aan het asp is opgelegd. Die beginselen van een goede procesorde kunnen immers meebrengen – en brengen in de hier aan de orde zijnde gevallen ook mee – dat een inbreuk op het beginsel dat iemand niet twee maal kan worden vervolgd en bestraft voor het begaan van hetzelfde feit, de niet-ontvankelijkheid van het OM in de strafvervolging tot gevolg heeft. Dit vervolgingsbeletsel geldt eveneens gedurende een tegen de oplegging van het asp lopende bezwaar- of beroepsprocedure.
In cassatie moet ervan worden uitgegaan dat i.c. zaak aan verdachte onherroepelijk de verplichting tot deelname aan het asp is opgelegd. Dat betekent dat het oordeel van het Hof dat het OM in zijn vervolging n-o is, juist is, wat er ook zij van de daaraan ten grondslag gelegde motivering.
Met het oog op de strafzaken die inmiddels zijn afgedaan met een onherroepelijke veroordeling merkt de HR nog op dat noch de (mogelijke) oplegging van het asp en de daaraan ten grondslag liggende regelgeving noch het daarover in dit arrest gegeven oordeel kan worden aangemerkt als een voor herziening van een veroordeling door de strafrechter vereist (nieuw) "gegeven" a.b.i. art. 457.1 sub c Sv.
De Hoge Raad:
“Tegen de achtergrond van het hiervoor overwogene is bij de huidige Nederlandse regelgeving de strafvervolging van een verdachte ter zake van het rijden onder invloed van alcoholhoudende drank in strijd met de beginselen van een goede procesorde in die gevallen waarin de verdachte op grond van datzelfde feit de onherroepelijk geworden verplichting tot deelname aan het asp is opgelegd. Die beginselen van een goede procesorde kunnen immers meebrengen – en brengen in de hier aan de orde zijnde gevallen ook mee – dat een inbreuk op het beginsel dat iemand niet twee maal kan worden vervolgd en bestraft voor het begaan van hetzelfde feit, de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging tot gevolg heeft.”
(HR 3 maart 20105, ECLI:NL:HR:2015:434).
Onlangs is ook de Afdeling rechtspraak van de RvS omgegaan:
“Bij het voorgaande heeft de Afdeling in aanmerking genomen dat een maatregel als het asp kan bijdragen aan het terugdringen van het aantal verkeersslachtoffers als gevolg van het gebruik van alcohol in het verkeer. De Afdeling onderkent het grote belang daarvan. Het is echter aan de wetgever dan wel de minister om rekening te houden met de gevallen die de Afdeling hebben gebracht tot het oordeel dat artikel 17 van de Regeling onverbindend is. Niet kan worden voorbijgegaan aan de conclusie dat de regeling van het asp, zoals thans in artikel 17 van de Regeling is neergelegd, gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het asp te dienen doelen. De stelling van het CBR dat ruimte voor een afwijking in bijzondere gevallen tot veel extra bezwaren en beroepen zal leiden, en dat onder meer de verkeersveiligheid daarmee niet is gediend, kan hem niet baten. Het is niet aan de Afdeling, maar aan de wetgever dan wel de minister om te beoordelen in welke gevallen het opleggen van een asp aanvaardbaar zou kunnen zijn, hetzij door hiervoor een regeling te treffen, hetzij door aan het CBR de ruimte te laten met inachtneming van de betrokken belangen deze afweging in een concreet geval te maken. Anders dan het CBR meent, is een zogeheten hardheidsclausule niet de enige mogelijkheid om aan de gerezen bezwaren tegen de regeling van het asp in haar huidige vorm tegemoet te komen. Een meer gedifferentieerde regeling waarbij de regelgever op voorhand afweegt in welke gevallen en onder welke omstandigheden geen asp wordt opgelegd, een keuzemogelijkheid tussen een asp en een onderzoek naar de geschiktheid met mogelijk een onvoorwaardelijke ongeldigverklaring van het rijbewijs voor een bepaalde periode of het geheel intrekken van de regeling van het asp behoren tot de mogelijkheden. Voor een deel van de gevallen zou ook het verlagen van de kosten een oplossing kunnen zijn.
5.6. De Afdeling merkt hierbij nog op dat, naar haar uit voorliggende zaken bekend is, in voorkomend geval een asp wordt opgelegd terwijl de betrokkene voor dezelfde gedraging tevens strafrechtelijk wordt vervolgd wegens rijden onder invloed. De wetgever heeft blijkens de totstandkomingsgeschiedenis van de regelgeving over het asp (Kamerstukken II 2008/09, 31 896, nr. 3, blz. 31/32) onder ogen gezien dat een dergelijke samenloop van een asp met een strafrechtelijke sanctie mogelijk is. Hij heeft daarbij geen aanleiding gezien om deze samenloop uit te sluiten, te beperken of anderszins te regelen, omdat de twee procedures in de visie van de wetgever ieder een eigen doel dienen en daarom naast elkaar kunnen bestaan. Uit het arrest van de Hoge Raad van 3 maart 2015, nr. S 14/04940 (ECLI:NR:HR:2015:434) blijkt echter dat deze samenloop wel degelijk problematisch is. Bij een eventuele herziening van de regelgeving over het asp zal de wetgever dus ook de problematiek van de samenloop met een strafrechtelijke vervolging moeten betrekken.
5.7. De Afdeling is zich er van bewust dat reeds eerder de verbindendheid van de Regeling aan de orde is gesteld en dat de Afdeling toen tot een andere conclusie is gekomen dan in deze uitspraak. De ernst en omvang van de gevolgen die de oplegging van het asp in concrete gevallen heeft, die eerst duidelijk werden door het toenemend aantal zaken dat aan de rechtbanken en de Afdeling is voorgelegd, hebben de Afdeling evenwel genoopt om dat oordeel te heroverwegen en thans tot het in deze uitspraak vervatte oordeel te komen. Uit al deze zaken blijkt dat het niet slechts gaat om incidentele gevallen maar dat het hiervoor geconstateerde gebrek aan evenredigheid van de opgelegde maatregel een structureel karakter heeft, in die zin dat gevallen waarin de maatregel onevenredig uitwerkt zich zeer regelmatig voordoen.”
Zie: http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/z … l?id=82862
Dan over de boete:
Artikel 3 Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens bepaalt:
“Met betrekking tot overtredingen worden als justitiële gegevens aangemerkt:
a. de in de artikelen 6 en 7, eerste lid, vermelde gegevens van zaken waarin het openbaar ministerie een beslissing tot afdoening van de zaak heeft genomen met uitzondering van de beslissing tot uitvaardiging van een strafbeschikking waarin uitsluitend een geldboete wordt opgelegd die minder dan € 100,– beloopt alsmede de beslissing tot niet verdere vervolging van de zaak, tenzij voorwaarden zijn gesteld aan laatstgenoemde beslissing;”
Wat de hoogte van de boete nu is weet ik niet, maar kijk ik naar de (vervallen) Richtlijn voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen voor misdrijven, overtredingen [...] als bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, dan verwacht ik dat het een hoge boete gaat worden:
Categorie-indeling G: (rijden onder invloed)
1 – bestuurders van motorrijtuigen (uitgezonderd cat 2 en 3: bestuurders van vrachtauto’s, autobussen, bromfietsers, snorfietsers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig met motor);
2 – bestuurders van vrachtauto’s en autobussen;
3 – bromfietsers, snorfietsers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig met motor;
4 – fietsers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig zonder motor.
Nummers GA 300 – GA 318: Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994)
als bestuurder van een motorrijtuig rijden, terwijl het alcoholgehalte van de adem, dan wel het bloed te hoog is
GA 300 a – 235 µg/l t/m 350 µg/l (adem) 8 lid 2 sub a WVW 1994 250 350
GA 300 b – 355 µg/l t/m 435 µg/l (adem) 350 450
GA 300 c – 440 µg/l t/m 500 µg/l (adem) 450 550
GA 300 d – 505 µg/l t/m 570 µg/l (adem) 550 650
GA 300 e – vanaf 575 µg/l (adem) * *
GA 300 f – vanaf 235 µg/l in combinatie met gevaarlijk rijgedrag (adem) * *
GA 301 a – 0,54 ‰ t/m 0,80‰ (bloed) 8 lid 2 sub b WVW 1994 250 350
GA 301 b – 0,81 ‰ t/m 1,00 ‰ (bloed) 350 450
GA 301 c – 1,01‰ t/m 1,15 ‰ (bloed) 450 550
GA 301 d – 1,16 ‰ t/m 1,30 ‰ (bloed) 550 650
GA 301 e – vanaf 1,31 ‰ (bloed) * *
GA 301 f – vanaf 0,54 ‰ in combinatie met gevaarlijk rijgedrag (bloed) * *
Maar bezwaar/beroep instellen is natuurlijk altijd te proberen…
Offline
Johannes bedankt voor je antwoord.
Maar het kan toch niet zo zijn dat iemand die zoveel gedronken heeft en daarom een alocoholslot krijgt onder het principe van "Ne bis in idem" niet strafrechtelijk vervolgt word en dus GEEN strafblad krijgt. Terwijl iemand die veel minder gedronken heeft en dus geen alocoholslot krijgt, WEL een strafblad krijgt.
Of klopt deze stelling niet en krijgen beide een strafblad?
Laatst bewerkt door Xxl1000 (16-03-15 21:31:28)
Offline
Op dit moment is het inderdaad niet erg duidelijk meer en ook kun je je afvragen hoe de regeling zou moeten zijn.
Een interessante uitzending van Pauw hierover: http://www.npo.nl/pauw/16-03-2015/VARA_101372814
Offline
Pagina's: 1