Rechtenforum: Juridisch Forum voor juridische vragen. Iedereen kan antwoord geven; de antwoorden zijn niet afkomstig van NuRecht!
Je bent niet ingelogd.
Pagina's: 1
Goedemiddag,
Afgelopen maanden bij keukenzaak geweest voor een nieuwe keuken. Na een mooie onderhandelingsspel 48% korting bedongen.
Vervolgens ook geregeld dat ik dit percentage korting ook op de badkamer én wc zou krijgen.
De eerste keuken werd voluit uitgeschreven met de catalogus ernaast. Vervolgens hebben we de keuken volledig omgegooid (nieuwe indeling, frontjes etc).
De mutaties werden in de computer verwerkt en we hoefden de keuken dus niet nogmaals volledig uit te schrijven. Het kortingspercentage was al ingevuld bij de eerste keuken en kon dan ook niet meer veranderd worden.
Dit percentage zou dus direct losgelaten worden op de nieuwe bruto prijs.
Hier kwam een bepaald eindbedrag uit... alleen een nettobedrag
Op de vraag waarom er geen brutobedrag of korting op het formulier staat, gaf de verkoper aan dat dit niet gebruikelijk is.
Hij zag dit ook niet terug in de computer, aangezien het systeem 'aan de achterkant' automatisch verwerkt.
Zodoende hebben wij getekend voor de keuken en een paar maanden later voor de badkamer en WC tegels.
Ook hier was geen brutobedrag of kortingspercentage te zien.
Een paar weken geleden heb ik wat tegels bijbesteld via de klantenservice. Daar wisten ze mij te vertellen dat ik op de WC tegels 18% korting heb gehad en op de badkamer 27%.
Vervolgens heb ik de klantenservice van de keuken gebeld, waar ik te horen kreeg ik op de keuken slechts 22% korting heb gehad.
Tevens heb ik voor de zekerheid naar zowel de bruto- als de nettobedrag gevraagd (voor de check).
Om dit te dubbelchecken heb ik de showroom gebeld (de verkoper was op vakantie) en aangegeven dat ik wat extra tegels wil bestellen.
Ik meldde dat ik het brutobedrag van de tegels wist, maar graag even mijn kortingspercentage wilde checken, zodat ik het nettobedrag kon bepalen.
Zij gaf ook aan dat ik rond de 25% korting heb gekregen op de keuken en badkamer.
Nadat de verkoper terug was van zijn vakantie heb ik aan hem dezelfde vraag gesteld als aan zijn collega; ik wilde graag tegels bij bestellen.
Toen hij met een tarief kwam heb ik gevraagd of dit tarief conform de korting van onze keuken/badkamer is berekend. Hier zei hij volmondig 'ja' op en zei zelf dat dit 48% is geweest.
Vervolgens heb ik hem nog wat uitgehoord over hoe bizar deze korting is geweest en hij gaf ook aan dat vaak op het matje is geroepen aangezien deze hoogte qua korting niet gangbaar is.
De gesprekken van de klantenservice, showroom en de verkoper heb ik allemaal opgenomen. Tevens heb ik nog een ondertekend kaartje van de verkoper waarop staat dat ik bij een aanschaf van de badkamer/wc 48% korting krijg (dit heb ik gekregen bij de aankoop van de keuken).
Mijn vraag is hoe rechtsgeldig deze telefoongesprekken zijn en hoe ik dit het beste kan aanpakken: de verkoper confronteren of direct naar het hoofdkantoor.
Ik hoor het graag.
Alvast bedankt.
Groet,
Jeffrey
Laatst bewerkt door Jeffrey (11-08-15 11:13:22)
Offline
Das idd geen mooie gang van zaken. Je dergelijke opnames in beginsel prima gebruiken als bewijs in een zaak als deze (civiel recht), zoals in elk geval ten aanzien van opgenomen telefoongesprekken blijkt uit het arrest: HR 16-10-1987, NJ 1988, 850 Driessen/Van Gelder. Het moet dan wel om zakelijke telefoongesprekken gaan:
De cassatiegronden zijn schending van het recht en verzuim van vormen als bedoeld in art. 99 Wet RO. De in cassatie bestreden beslissingen zijn vervat in de r.o. 3 t/m 5 van het bestreden arrest, waarop hierna nog wordt teruggekomen. Ten onrechte heeft het hof op de daarin vervatte gronden het tussenvonnis van de Rb. waarvan beroep bekrachtigd en partijen gelast te verschijnen teneinde de litigieuze bandopname af te horen.
In appel is door Driessen een grief aangevoerd tegen het tussenvonnis van de Rb. van 14 febr. 1986. Deze grief is volgens de uitleg van het hof in r.o. 2 gebaseerd:
'op de stelling, dat aan de litigieuze bandopname geen enkel bewijs mag worden ontleend daar dit bewijs als onrechtmatig verkregen bewijs zou moeten worden beschouwd, nu die bandopname zonder toestemming en/of medeweten van de directeur van appellant is opgemaakt.'
Naar aanleiding hiervan overweegt het hof in r.o. 3:
'Bij de huidige stand van de techniek is het niet ongebruikelijk dat met name zakelijke telefoongesprekken door derden worden meebeluisterd of op een geluidsband worden opgenomen. Deelnemers aan zulke gesprekken dienen op deze mogelijkheden — die kunnen bijdragen tot het bewijs van het besprokene in een procedure als de onderhavige — bedacht te zijn, ook als de gesprekspartner hen daarvan niet tevoren uitdrukkelijk in kennis heeft gesteld.'
Vervolgens wordt in aansluiting hierop in r.o. 4 en 5 geconcludeerd:
'De hierboven achter 2 vermelde stelling van appellante kan naar 's hofs oordeel niet als juist worden aanvaard, zodat de grief ongegrond is. Derhalve moet het bestreden vonnis worden bekrachtigd met verwijzing van de zaak naar de Rb.
De beslissingen van het hof zijn onjuist om een of meer van de navolgende, zonodig in onderlinge samenhang, te beoordelen redenen. Door aldus te overwegen geeft het hof blijk van een onjuiste rechtsopvatting, althans geeft het hof onvoldoende inzicht in zijn gedachtengang.
A.
Voor zover 's hofs oordeel ertoe strekt te betogen dat — kort gezegd — de gebruikelijkheid van bandopnamen van zakelijke gesprekken bij de huidige stand van de techniek meebrengt dat een dergelijke opname niet onrechtmatig is, is er sprake van schending van het recht, art. 8 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), art. 17 Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBP) en art. 10 Gr.w in het bijzonder. Het zonder toestemming en/of medeweten van de gesprekspartner vastleggen van het betreffende gesprek op geluidsband vormt immers onder alle omstandigheden, althans onder de bijzondere omstandigheden van het onderhavige geval, een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, zoals die in de eerder genoemde bepalingen wordt beschermd. Het hof heeft met zijn uitspraak miskend dat ook de inhoud van zakelijke telefoongesprekken, althans de inhoud van het onderhavige telefoongesprek onder deze bescherming valt. De inbreuk door Van Gelder op de persoonlijke levenssfeer van zijn gesprekspartner Driessen levert derhalve een onrechtmatige daad op jegens deze die immers in appel onbestreden — en derhalve in cassatie vaststaand — heeft gesteld noch van de bandopname op de hoogte te zijn geweest, noch voor deze bandopname zijn toestemming te hebben verleend.
2.
In ieder geval heeft het hof miskend dat openbaarmaking van een bandopname waarop een dergelijk gesprek zonder toestemming en/of medeweten van de gesprekspartner is vastgelegd te allen tijde, althans in de bijzondere omstandigheden van het onderhavige geval, een inbreuk vormt op de persoonlijke levenssfeer, zoals die krachtens art. 8 EVRM, art. 17 IVBP en art. 10 Gr.w bescherming verdient. De inbreuk door Van Gelder op de persoonlijke levenssfeer van zijn gesprekspartner Driessen levert derhalve een onrechtmatige daad op jegens deze die immers in appel onbestreden — en derhalve in cassatie vaststaand — heeft gesteld noch van de bandopname op de hoogte te zijn geweest, noch voor deze bandopname zijn toestemming te hebben verleend.
3.
Het hof heeft miskend dat het onrechtmatige karakter van de vastlegging van het betreffende gesprek op geluidsband, althans het onrechtmatige karakter van de openbaarmaking van de bandopname, met zich meebrengt dat deze bandopname niet (in rechte) mag worden gebruikt, resp. openbaarmaking van die bandopname niet (in rechte) mag plaatsvinden tegen de wil van degene wiens gesprek zonder toestemming en/of medeweten op die bandopname is vastgelegd. In een dergelijk geval mag de bandopname nimmer, althans niet in het onderhavige geval, als bewijs worden gebezigd, zodat kennisneming daarvan door de rechter niet is toegestaan.
Het voorgaande brengt mee dat het hof het recht heeft geschonden, zodat 's hofs oordeel deswege niet in stand kan blijven.
B.
's Hofs oordeel in r.o. 4 dat de stelling van Driessen niet als juist kan worden aanvaard en de daarop gebaseerde afwijzing door het hof van het hoger beroep zijdens Driessen in r.o. 5, is onbegrijpelijk, althans onvoldoende gemotiveerd, aangezien het hof onvoldoende inzicht geeft in de gedachtengang die tot zijn oordeel heeft geleid. Op geen enkele wijze wordt namelijk door het hof aangegeven waarom de stelling van Driessen in dat geval niet als juist kan worden aanvaard.
1.
Het feit dat een opname van een zakelijk telefoongesprek op een geluidsband bij de huidige stand van de techniek niet ongebruikelijk is, sluit geenszins uit dat het vastleggen van het gesprek op geluidsband zonder toestemming en/of medeweten van de gesprekspartner te allen tijde, althans in de bijzondere omstandigheden van het onderhavige geval, onrechtmatig is jegens deze gesprekspartner, zodat kennisneming van de bandopname door de rechter niet is toegestaan.
2.
In ieder geval sluit het feit dat opname van een zakelijk telefoongesprek op geluidsband bij de huidige stand van de techniek niet ongebruikelijk is niet uit dat openbaarmaking van die opname, waarop een gesprek zonder toestemming en/of medeweten van de gesprekspartner is vastgelegd, te allen tijde, althans in de bijzondere omstandigheden van het geval, jegens die gesprekspartner onrechtmatig is. Dit betekent dat ook om deze reden kennisneming door de rechter van de bandopname niet is toegestaan.
Het voorgaande brengt mee dat 's hofs oordeel niet naar de eis der wet met redenen is omkleed en deswege niet in stand kan blijven.
Offline
Pagina's: 1