Hulp nodig?

Stel hier je vraag:
  • Quickscan:
  • Snel antwoord
  • Kosten: € 4,99
Stel hier je vraag


Korte vraag, kort antwoord:
we beoordelen snel of je kans maakt.

Heb je een laag inkomen? Stuur het bewijs mee, dan helpen we voordelig - of zelfs gratis verder!

Wettelijke afstand bomen tot de erfgrens

Op hoeveel centimeter van de erfgrens mogen bomen, planten, struiken of een heg staan?
Vaak krijgen wij de juridische vraag wat de wettelijk toegestane afstand is voor bijvoorbeeld: struiken, planten, bomen, coniferen, buxus, of een beukenhaag tot de erfgrens.

Het Burgerlijk Wetboek kent een wettelijke bepaling voor de afstand waarop bomen, heesters of een heg van de erfgrens mogen staan. Artikel 5:42 BW bepaalt hierover:

1. Het is niet geoorloofd binnen de in lid 2 bepaalde afstand van de grenslijn van eens anders erf bomen, heesters of heggen te hebben, tenzij de eigenaar daartoe toestemming heeft gegeven of dat erf een openbare weg of een openbaar water is.

2. De in lid 1 bedoelde afstand bedraagt voor bomen twee meter te rekenen vanaf het midden van de voet van de boom en voor de heesters en heggen een halve meter, tenzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten.

3. De nabuur kan zich niet verzetten tegen de aanwezigheid van bomen, heesters of heggen die niet hoger reiken dan de scheidsmuur tussen de erven.

Deze wettelijke bepaling heeft tot doel om hinder van de buren te voorkomen. Bomen, heesters en heggen kunnen immers gemakkelijk hinder veroorzaken als zij de buren lucht, licht of uitzicht ontnemen (vgl. art. 5:37 BW).

Let op: dit is heel algemeen. Er zijn 6 uitzonderingen. Lees hieronder welke dat zijn!



Wettelijke afstand bomen, heesters en heggen tot de erfgrens

Bomen moeten dus minimaal twee meter (2 m) van de erfgrens staan, te rekenen vanaf het midden van de voet van de boom. Heesters en heggen moeten minimaal een halve meter (50 cm) van de erfgrens verwijderd zijn.

Lees hier welke afstand geldt als de gemeente of provincie je 'buurman' is: Welke afstand geldt voor bomen van de gemeente of provincie?


Wettelijke afstand van planten tot de erfgrens?

De wettelijke afstand van beplanting tot de erfgrens geldt alleen voor “bomen, heesters en heggen” (Kamerstukken II 1961/62, 4572 nr. 4, p. 11; Kamerstukken II 1961/62, 4572 nr. 5, p. 37). Andere planten dan “bomen, heesters en heggen” mogen dan ook op elke afstand van de erfgrens worden geplant. U mag dus bijvoorbeeld viooltjes dichter op de erfgrens planten. Zie deze uitspraak (Hof ’s-Hertogenbosch 3 april 2013, LJN: BW0861):

“Het hof merkt hierbij reeds op dat [appellant] geen verwijdering kan vorderen van andere beplanting dan bomen, heesters of heggen (artikel 5:42 BW).”



Verschil tussen “bomen”, “heesters” en andere planten?

Wanneer de rechter moet oordelen of beplanting te dicht op de erfgrens staat, dan moet hij dus eerst vaststellen of de beplanting “bomen, heesters of heggen” betreft. Zie deze uitspraak (Rb Rotterdam 12 augustus 2009, LJN: BJ5748):

“De rechtbank oordeelt dat de hiervoor bedoelde conifeer moet worden aangemerkt als een boom en de vuurdoorn en struik moeten worden gezien als heesters als bedoeld in artikel 5:42 BW.”



Soms is onduidelijk of sprake is van “bomen” of “heesters”, of van “andere beplanting”. De rechter kan in deze situaties een deskundige vragen dit vast te stellen. Zie deze uitspraak (Hof ’s-Hertogenbosch 3 april 2013, LJN: BW0861):

“Daarom acht het hof het, alvorens verder te kunnen beslissen, noodzakelijk dat door een deskundige wordt vastgesteld:

- Is sprake van een boom of een heester of een andere vorm van beplanting?”



Een ander voorbeeld toont deze uitspraak (Rb Arnhem 20 april 2005, LJN: AT6031):

“De vraag of taxus of hulst als boom of struik moet worden aangemerkt, hangt vervolgens af van de verschijningsvorm ervan; daarvoor hanteert de rechtbank het uitgangspunt dat taxus of hulst tot een hoogte van 2 meter moet worden beschouwd als struik en daarboven als boom. Afhankelijk van de hoogte ervan zullen dus de wettelijk voorgeschreven afstanden van respectievelijk 0,50 tot 2 meter tot de erfgrens moeten worden gehandhaafd. In het onderhavige geval is onweersproken sprake van taxus en hulst van thans 2,5 tot 2,7 meter hoog binnen 2 meter tot de erfgrens. Deze taxus en hulst zullen door [gedaagde 1] c.s. ofwel met inachtneming van de wettelijk toegestane afstand moeten worden verplaatst, ofwel moeten worden teruggesnoeid tot een hoogte van maximaal 2 meter.”


Zes uitzonderingen



1: De eigenaar van het aangrenzende erf kan toestemming geven

Bomen, heesters of heggen staan geoorloofd op een kortere afstand van de erfgrens, als de eigenaar van het aangrenzende erf daar toestemming voor heeft gegeven. Hij kan die toestemming zowel voor als na het planten geven (Kamerstukken II 1961/62, 4572 nr. 5, p. 36).

Deze toestemming heeft echter in beginsel alleen werking tussen deze beide buren. Maar omdat deze toestemming juridisch gezien een ‘rechtshandeling’ is, kan deze worden ingeschreven in de openbare registers van het Kadaster (art. 3:17 lid 1 onder a BW). U kunt deze toestemming dus bij het Kadaster eventueel laten vastleggen. Pas vanaf dat moment heeft de toestemming ook rechtskracht ten opzichte van latere bewoners.

Zie bijvoorbeeld deze uitzending van de Rijdende Rechter (uitspraak: Rijdende Rechter 27 april 2009, 10309).

2: Op de erfgrens staat een ‘scheidsmuur’

De wet geeft aan dat de nabuur zich niet kan verzetten tegen de aanwezigheid van bomen, heesters of heggen die niet hoger reiken dan de scheidsmuur tussen de erven. De vraag is dan: wat is een ‘scheidsmuur’?

In artikel 5:42 BW wordt bepaald wat onder muur wordt verstaan: “Onder muur wordt [...] verstaan iedere van steen, hout of andere daartoe geschikte stof vervaardigde, ondoorzichtige afsluiting.” Het moet dus gaan om in elk geval een ondoorzichtige afsluiting en gedacht kan ook worden aan de muur van een gebouw.

Zie bijvoorbeeld deze uitzending van de Rijdende Rechter (uitspraak: Rijdende Rechter 6 maart 2012, S18-10).

In Artikel 5:49 BW blijkt vervolgens dat het daarbij gaat om een hoogte van maximaal twee meter, want dit artikel bepaalt:

“Ieder der eigenaars van aangrenzende erven in een aaneengebouwd gedeelte van een gemeente kan te allen tijde vorderen dat de andere eigenaar ertoe meewerkt, dat op de grens van de erven een scheidsmuur van twee meter hoogte wordt opgericht, voor zover een verordening of een plaatselijke gewoonte de wijze of de hoogte der afscheiding niet anders regelt. De eigenaars dragen in de kosten van de afscheiding voor gelijke delen bij.”



Indien op de erfgrens een scheidsmuur staat, dan mogen bomen, heesters of heggen dus op elke willekeurige afstand van de erfgrens staan, mits deze niet hoger zijn dan de scheidsmuur, die in beginsel maximaal 2 meter hoog mag zijn. Is de scheidsmuur (schutting) 1,5 meter hoog, dan mogen bomen, heesters of heggen dus ook op bijvoorbeeld 5 cm van de erfgrens staan, mits deze niet hoger zijn dan 1,5 meter.

Let op: deze uitzondering geldt alleen als de muur daadwerkelijk op de erfgrens staat. Staat een schutting dus 20 cm van de erfgrens af, dan gelden in beginsel de wettelijke afstanden van artikel 5:42 lid 2 BW.

3: Het aangrenzende erf is een openbare weg of een openbaar water

Staan bomen, heesters of heggen op een kleinere afstand tot de erfgrens dan de afstanden van artikel 5:42 lid 2 BW, dan is dit geoorloofd indien het aangrenzende erf een openbare weg of een openbaar water is.

4: Op grond van een verordening is een kleinere afstand toegestaan

Sommige gemeenten staan het bij gemeentelijke verordening toe dat bomen, heesters of heggen op een kleinere afstand tot de erfgrens worden geplant. Op grond van artikel 5:42 lid 2 BW is dit toegestaan. Vaak zijn deze afwijkende afstanden te vinden in de APV (algemene plaatselijke verordening) of een bomenverordening. Zie deze uitspraak (Rb Haarlem, 2 september 2010, LJN: BN9834):

“In artikel 12 van de Bomenverordening is bepaald dat de geoorloofde afstand voor bomen 0, 5 meter bedraagt, te rekenen vanaf het midden van de voet van de boom, en de geoorloofde afstand voor heesters en heggen nihil.”



De rechter oordeelde in deze uitspraak tevens dat de gemeente de wettelijke afstand daarnaast kan wijzigen door een aparte definitie te geven voor wat als ‘boom’ heeft te gelden: 

“Op grond hiervan moet het de gemeente ook zijn toegestaan in een verordening minder vergaande bepalingen dan nihilstelling op te nemen door op basis van eigen definities onderscheid te maken tussen bomen, heesters en heggen en daarvoor verschillende afstanden te bepalen.”



Let op: dit betekent niet dat elke afwijkende definitie van een ‘boom’ in de verordening ook de wettelijk toegestane afstand tot de erfgrens beïnvloedt!

Zo staat bijvoorbeeld in artikel 4:10 van de APV van Staphorst dat onder een boom wordt verstaan: “een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 15 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. Etc.” De gemeente Staphorst heeft hiermee echter niet de wettelijke afstanden van artikel 5:42 lid 2 BW willen wijzigen. Deze definitie in de APV heeft een geheel ander doel, dat namelijk verband houdt met een gewijzigd stelsel voor het verlenen van kapvergunningen. In de gemeente Staphorst geldt dus ondanks deze definitie voor 'een boom' onverkort artikel 5:42 BW.

5: Op grond van een plaatselijke gewoonte is een kleinere afstand toegestaan

Dat op grond van een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegestaan, komt niet vaak voor. Gewezen kan worden op een zaak waarin de statuten van een vereniging van eigenaren van doorslaggevende waarde was (Rb Zwolle-Lelystad 1 december 2010, LJN: BP0195):

“Dat verweer wordt ook ondersteund door het bepaalde in artikel 7, lid 4, van de statuten van de VvE, waarin is bepaald:

‘De in het bungalowpark aanwezige houtopstanden moeten in stand worden gehouden en mogen niet worden gekapt zonder kapvergunning. Deze houtopstanden bevinden zich zowel op de particuliere kavels als ook op de gemeenschappelijke gronden’.

Uit die bepaling volgt dat aanwezige bomen dienen te blijven staan. Dus ook indien deze zich na de verkaveling van het bos mochten bevinden binnen de “verboden zone”.

6: Er is sprake van verjaring

De vordering tot verwijdering van bomen verjaart na verloop van twintig jaren (20 jaar) op grond van art. 3:314 BW juncto art. 3:306 BW (extinctieve verjaring, ofwel bevrijdende verjaring). Nadat een boom dus twintig jaar op een ongeoorloofde afstand van een ander erf staat zonder dat u hiertegen iets hebt ondernomen, kunt u niet langer bij de rechter verwijdering van deze boom in rechte vorderen.

Zie bijvoorbeeld deze uitzending van de Rijdende Rechter (uitspraak: Rijdende Rechter 13 september 2011, S18-08).

Let op: wanneer de vordering tot verwijdering is verjaard, dan betekent dit niet dat de oude bomen (indien deze bijvoorbeeld ziek zijn) mogen worden vervangen door soortgelijke nieuwe bomen (Hof Amsterdam 12 januari 2010, LJN: BN1308).

Tevens kan door acquisitieve verjaring, ofwel verkrijgende verjaring een erfdienstbaarheid worden verkregen op grond van artikel 3:99 BW. Deze erfdienstbaarheid treedt in na een onafgebroken bezit te goeder trouw van tien jaren (10 jaar), waarna de buur de aanwezigheid van de bomen zal moeten dulden.

Lees ook: Heb ik in het burenrecht als huurder dezelfde rechten als een woningeigenaar?