Op
hoeveel
centimeter van de erfgrens mogen bomen, planten, struiken of een heg
staan?
Vaak
krijgen wij de juridische
vraag wat de
wettelijk toegestane afstand is voor bijvoorbeeld: struiken, planten,
bomen,
coniferen, buxus, of een beukenhaag tot de erfgrens.
Het
Burgerlijk Wetboek kent een
wettelijke
bepaling voor de afstand waarop bomen, heesters of een heg van de
erfgrens
mogen staan.
Artikel 5:42 BW bepaalt hierover:
1. Het is
niet geoorloofd binnen
de in lid
2
bepaalde afstand van de grenslijn van eens anders erf bomen, heesters
of heggen
te hebben, tenzij de eigenaar daartoe toestemming heeft gegeven of dat
erf een
openbare weg of een openbaar water is.
2. De in lid
1 bedoelde afstand
bedraagt
voor
bomen twee meter te rekenen vanaf het midden van de voet van de boom en
voor de
heesters en heggen een halve meter, tenzij ingevolge een verordening of
een
plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten.
3. De nabuur
kan zich niet
verzetten tegen
de
aanwezigheid van bomen, heesters of heggen die niet hoger reiken dan de
scheidsmuur tussen de erven.
Deze
wettelijke bepaling heeft tot
doel om
hinder van de buren te voorkomen. Bomen, heesters en heggen kunnen
immers
gemakkelijk hinder
veroorzaken als zij de buren lucht, licht of uitzicht ontnemen (vgl.
art. 5:37 BW).
⚠ Let op: dit is heel algemeen. Er zijn 6 uitzonderingen. Lees hieronder welke dat zijn!
Wettelijke
afstand bomen, heesters en heggen tot de erfgrens
Bomen
moeten dus minimaal twee
meter (2 m) van de erfgrens staan, te
rekenen vanaf het midden van de voet van de boom. Heesters en heggen
moeten
minimaal een halve meter (50 cm) van de erfgrens verwijderd zijn.
⚠ Lees hier welke afstand geldt als de gemeente of provincie je 'buurman' is:
Welke afstand geldt voor bomen van de gemeente of provincie?
Wettelijke
afstand van planten tot de erfgrens?
De
wettelijke afstand van
beplanting tot de
erfgrens geldt alleen voor “bomen, heesters en
heggen” (
Kamerstukken
II 1961/62, 4572 nr. 4, p. 11;
Kamerstukken
II
1961/62, 4572 nr. 5, p. 37). Andere planten dan
“bomen, heesters en heggen” mogen dan ook op elke
afstand van de erfgrens
worden geplant. U mag dus bijvoorbeeld viooltjes dichter op de erfgrens
planten. Zie
deze
uitspraak (Hof
’s-Hertogenbosch 3 april 2013, LJN: BW0861):
“Het
hof merkt hierbij reeds
op
dat
[appellant] geen verwijdering kan vorderen van andere beplanting dan bomen,
heesters of heggen (artikel 5:42 BW).”
Verschil
tussen “bomen”, “heesters” en
andere planten?
Wanneer
de rechter moet oordelen
of
beplanting
te dicht op de erfgrens staat, dan moet hij dus eerst vaststellen of de
beplanting “bomen, heesters of heggen” betreft. Zie
deze
uitspraak (Rb Rotterdam 12
augustus 2009, LJN: BJ5748):
“De
rechtbank oordeelt dat
de
hiervoor
bedoelde conifeer moet worden aangemerkt als een boom en de vuurdoorn
en struik
moeten worden gezien als heesters als bedoeld in artikel 5:42
BW.”
Soms is
onduidelijk of sprake is
van
“bomen”
of “heesters”, of van “andere
beplanting”. De rechter kan in deze situaties een
deskundige vragen dit vast te stellen. Zie
deze
uitspraak (Hof
’s-Hertogenbosch 3 april 2013, LJN: BW0861):
“Daarom
acht het hof het,
alvorens verder te
kunnen beslissen, noodzakelijk dat door een deskundige wordt
vastgesteld:
- Is
sprake van een boom of een
heester of
een
andere vorm van beplanting?”
Een
ander voorbeeld toont
deze
uitspraak (Rb Arnhem 20 april
2005, LJN: AT6031):
“De
vraag of taxus of hulst
als boom
of struik moet worden aangemerkt, hangt
vervolgens af van de verschijningsvorm ervan; daarvoor hanteert de
rechtbank
het uitgangspunt dat taxus of hulst tot een hoogte van 2 meter moet worden
beschouwd als struik en daarboven als boom.
Afhankelijk van de hoogte ervan zullen dus de wettelijk voorgeschreven
afstanden van respectievelijk 0,50 tot 2 meter tot de erfgrens moeten worden
gehandhaafd. In het onderhavige geval is onweersproken sprake van taxus
en
hulst van thans 2,5 tot 2,7 meter hoog binnen 2 meter tot de erfgrens.
Deze taxus en hulst zullen door [gedaagde 1] c.s. ofwel met
inachtneming van de
wettelijk toegestane afstand moeten worden verplaatst, ofwel moeten
worden
teruggesnoeid tot een hoogte van maximaal 2 meter.”
⚠ Zes
uitzonderingen
1:
De
eigenaar van het aangrenzende erf kan toestemming geven
Bomen,
heesters of heggen staan
geoorloofd
op
een kortere afstand van de erfgrens, als de eigenaar van het
aangrenzende erf
daar
toestemming voor heeft gegeven. Hij kan die toestemming zowel voor als
na het
planten geven (
Kamerstukken
II
1961/62, 4572 nr. 5, p. 36).
Deze
toestemming heeft echter in
beginsel
alleen werking tussen deze beide buren. Maar omdat deze toestemming
juridisch
gezien een ‘rechtshandeling’ is, kan deze worden
ingeschreven in de openbare
registers van het Kadaster (
art. 3:17 lid 1 onder a BW). U kunt deze
toestemming dus bij het Kadaster eventueel laten vastleggen. Pas vanaf
dat
moment
heeft de toestemming ook rechtskracht ten opzichte van latere bewoners.
Zie
bijvoorbeeld
deze
uitzending van de Rijdende Rechter
(uitspraak:
Rijdende
Rechter 27 april 2009, 10309).
2:
Op
de erfgrens staat een ‘scheidsmuur’
De wet
geeft aan dat de nabuur
zich niet
kan
verzetten tegen de aanwezigheid van bomen, heesters of heggen die niet
hoger
reiken dan de scheidsmuur tussen de erven. De vraag is dan: wat is een
‘scheidsmuur’?
In
artikel 5:42 BW
wordt bepaald wat onder muur wordt verstaan:
“Onder
muur wordt [...] verstaan iedere van steen, hout
of
andere daartoe geschikte stof vervaardigde, ondoorzichtige
afsluiting.” Het
moet dus gaan om in elk geval een ondoorzichtige afsluiting en
gedacht kan
ook worden aan de muur van een gebouw.
Zie
bijvoorbeeld
deze
uitzending van de Rijdende Rechter
(uitspraak:
Rijdende
Rechter 6 maart 2012, S18-10).
In
Artikel 5:49 BW blijkt
vervolgens dat
het
daarbij gaat om een hoogte van maximaal twee meter, want dit artikel
bepaalt:
“Ieder
der
eigenaars van
aangrenzende erven in
een aaneengebouwd gedeelte van een gemeente kan te allen tijde vorderen
dat de
andere eigenaar ertoe meewerkt, dat op de grens van de erven een
scheidsmuur
van twee meter hoogte wordt opgericht, voor zover een verordening of
een
plaatselijke gewoonte de wijze of de hoogte der afscheiding niet anders
regelt.
De eigenaars dragen in de kosten van de afscheiding voor gelijke delen
bij.”
Indien
op de erfgrens een
scheidsmuur
staat,
dan mogen bomen, heesters of heggen dus op elke willekeurige afstand
van de
erfgrens staan, mits deze niet hoger zijn dan de scheidsmuur, die in
beginsel
maximaal 2
meter hoog mag zijn. Is de scheidsmuur (schutting) 1,5 meter hoog, dan mogen
bomen, heesters of heggen dus ook op bijvoorbeeld 5 cm van de erfgrens staan,
mits deze niet hoger zijn dan 1,5 meter.
Let op:
deze uitzondering geldt
alleen als
de
muur daadwerkelijk
op
de erfgrens staat. Staat een schutting dus 20 cm van de erfgrens af, dan
gelden in beginsel de wettelijke afstanden van
artikel 5:42 lid 2 BW.
3:
Het
aangrenzende erf is een openbare weg of een openbaar water
Staan
bomen, heesters of heggen op
een
kleinere afstand tot de erfgrens dan de afstanden van
artikel 5:42 lid 2 BW,
dan is dit geoorloofd indien het aangrenzende erf een openbare weg of
een
openbaar water is.
4:
Op
grond van een verordening is een kleinere afstand toegestaan
Sommige
gemeenten staan het bij
gemeentelijke
verordening toe dat bomen, heesters of heggen op een kleinere afstand
tot de
erfgrens worden geplant. Op grond van
artikel 5:42 lid 2 BW is dit
toegestaan.
Vaak zijn deze afwijkende afstanden te vinden in de APV (algemene
plaatselijke
verordening) of een bomenverordening. Zie
deze
uitspraak (Rb Haarlem, 2
september 2010, LJN: BN9834):
“In
artikel 12 van de
Bomenverordening is
bepaald dat de geoorloofde afstand voor bomen 0, 5 meter bedraagt, te
rekenen vanaf het midden van de voet van de boom, en de geoorloofde
afstand
voor heesters en heggen nihil.”
De
rechter oordeelde in deze
uitspraak
tevens
dat de gemeente de wettelijke afstand daarnaast kan wijzigen door een
aparte
definitie te geven voor wat als ‘boom’ heeft te
gelden:
“Op
grond hiervan moet
het de gemeente ook zijn toegestaan in een verordening minder vergaande
bepalingen dan nihilstelling op te nemen door op basis van eigen
definities
onderscheid te maken tussen bomen, heesters en heggen en daarvoor
verschillende
afstanden te bepalen.”
Let
op: dit betekent niet dat elke
afwijkende
definitie van een ‘boom’ in de verordening ook de
wettelijk toegestane afstand tot
de erfgrens beïnvloedt!
Zo staat
bijvoorbeeld in artikel
4:10 van
de
APV van Staphorst dat onder een boom wordt verstaan: “een
houtachtig,
overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 15 centimeter op 1,3 meter hoogte boven
het maaiveld. Etc.”
De gemeente Staphorst heeft hiermee
echter niet de
wettelijke afstanden van
artikel 5:42 lid 2 BW willen wijzigen. Deze
definitie
in de APV heeft een geheel ander doel, dat namelijk verband houdt met
een
gewijzigd
stelsel voor het verlenen van kapvergunningen. In de gemeente Staphorst
geldt
dus ondanks deze definitie voor 'een boom' onverkort
artikel 5:42 BW.
5:
Op
grond van een plaatselijke gewoonte is een kleinere afstand toegestaan
Dat op
grond van een plaatselijke
gewoonte
een kleinere afstand is toegestaan, komt niet vaak voor. Gewezen kan
worden
op een
zaak waarin de statuten van een vereniging van eigenaren van
doorslaggevende
waarde was (
Rb
Zwolle-Lelystad 1 december 2010, LJN: BP0195):
“Dat
verweer wordt ook
ondersteund door het
bepaalde in artikel 7, lid 4, van de statuten van de VvE, waarin is
bepaald:
‘De
in het bungalowpark
aanwezige
houtopstanden moeten in stand worden gehouden en mogen niet worden
gekapt
zonder kapvergunning. Deze houtopstanden bevinden zich zowel op de
particuliere
kavels als ook op de gemeenschappelijke gronden’.
Uit die
bepaling volgt dat
aanwezige bomen
dienen te blijven staan. Dus ook indien deze zich na de verkaveling van
het bos
mochten bevinden binnen de “verboden zone”.
6:
Er
is sprake van verjaring
De
vordering tot verwijdering van
bomen
verjaart na verloop van twintig jaren (20 jaar) op grond van
art. 3:314 BW
juncto
art. 3:306 BW (extinctieve verjaring, ofwel bevrijdende verjaring). Nadat
een boom dus twintig jaar op een ongeoorloofde afstand van een ander
erf staat zonder dat u hiertegen iets hebt ondernomen,
kunt u niet langer bij de rechter verwijdering van deze boom in rechte
vorderen.
Zie
bijvoorbeeld
deze
uitzending van de Rijdende Rechter
(uitspraak:
Rijdende
Rechter 13 september 2011, S18-08).
Let op: wanneer de vordering tot
verwijdering
is verjaard, dan betekent dit niet dat de oude bomen (indien deze
bijvoorbeeld
ziek zijn) mogen worden vervangen door soortgelijke nieuwe bomen (
Hof
Amsterdam 12 januari 2010, LJN: BN1308).
Tevens
kan door acquisitieve
verjaring,
ofwel verkrijgende
verjaring een erfdienstbaarheid worden verkregen op grond van
artikel 3:99 BW.
Deze erfdienstbaarheid treedt in na een onafgebroken bezit te goeder
trouw van
tien jaren (10 jaar), waarna de buur de aanwezigheid van de bomen zal
moeten
dulden.
Lees
ook:
Heb
ik in het burenrecht als huurder dezelfde rechten als een
woningeigenaar?