Rechtenforum: Juridisch Forum voor juridische vragen. Iedereen kan antwoord geven; de antwoorden zijn niet afkomstig van NuRecht!
Je bent niet ingelogd.
Pagina's: 1
Hoi,
Ik heb een bezwaar ingediend bij de belastingdienst over mijn toeslagen van 2013. Nu vraag de belastingdienst mij om uitstel en ik weet niet goed wat ik nu het beste kan doen.
Ik ben gescheiden met de vader van mijn kinderen in 2010 en heb sinds eind 2010 gedeelde voogdij met hem over mijn twee kinderen. Een staat bij mij in geschreven en een bij mijn ex. We waren nooit getrouwd, alleen samenwonen over een periode van 7 jaar. In 2012 heb ik iemand ontmoet, waarbij een relatie mee kreeg. Ik heb toen in 2012 daarom ook een tweede volwassene ingeschreven gehad op mijn adres. Echter heeft hij een paar dagen nadat hij hier ingeschreven was zijn relatie met mij verbroken en is hij ergens anders gaan wonen. We hebben effectief 1 maand een relatie gehad. Hij wilde zich alleen niet uitschrijven op mijn adres, volgens hem omdat hij geen nieuw adres kon geven om hem in te schrijven. Nu heeft hij mij een lange tijd, zo'n 4 maanden, aan het lijntje gehouden door te zeggen dat hij het ging doen omdat hij bijna een andere woning had waarbij dit kon. Maar nooit gedaan dus. Uiteindelijk heb ik hem in 2013 via de gemeente geforceerd uit moeten schrijven. Ik weet niet meer exact, maar volgens mij is hij toen in september/oktober 2012 ingeschreven en ben ik eind mei 2013 naar de gemeente gegaan. Uiteindelijk is hij nu ook geforceerd uitgeschreven via de gemeente, zonder vaste woon of verblijfplaats.
Nu krijg ik van de belastingdienst een beschikking over 2013 ivm huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebondenbudget, omdat deze fijne man wordt meegerekend als toeslagpartner. Hier tegen heb ik bezwaar gemaakt op 7 januari 2015, met als uitleg ook wat hierboven staat. Ik had al februari doorgekregen dat de belastingdienst meer tijd nodig had, en ik voor 12 mei 2015 een antwoord zou krijgen. Nu heb ik 26 maart een nieuwe brief ontvangen met het verzoek om het bezwaar te verlengen tot 1 oktober 2015.
Kan iemand mij hierover advies geven of heeft iemand ervaring met dit soort verlenging?
Offline
De belastingdienst heeft kennelijk te weinig tijd en als u dit uitstel niet zou verlenen, dan zal de belastingdienst vermoedelijk voorrang geven aan uw bezwaarschrift.
Waar het volgens de wet in het kort om gaat:
HUURTOELSLAG
Op grond van artikel 7 lid 1 Awir wordt ter bepaling van de draagkracht voor de toepassing van een inkomensafhankelijke regeling het toetsingsinkomen, bedoeld in artikel 8, van de belanghebbende en dat van zijn partner in aanmerking genomen. Het toetsingsinkomen is daarbij het op het berekeningsjaar betrekking hebbende inkomensgegeven (art. 8 lid 1 Awir). Indien voorts in een inkomensafhankelijke regeling is bepaald dat naast de draagkracht van de belanghebbende en diens partner ook de draagkracht van medebewoners van belang is voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van een tegemoetkoming, wordt mede het toetsingsinkomen van de medebewoners in aanmerking genomen (art. 7 lid 2 Awir). Op grond van artikel 2 lid 1 aanhef en onder e Awir wordt onder medebewoner verstaan de persoon die op hetzelfde woonadres als de belanghebbende staat ingeschreven in de GBA.
Het bovenstaande stelsel leidt ertoe dat inschrijving van een (al dan niet vermeende) medebewoner in de GBA, in beginsel bepalend is voor de eventuele aanspraak op huurtoeslag. Op grond van artikel 24 lid 2 en 3 Awir zou dit dan ook kunnen leiden tot een eventuele terugvordering.
Hoewel het ingevolge artikel 54 van de Wet GBA mogelijk is dat omtrent een onderzoek naar die onjuistheid of strijdigheid van de in de basisadministratie opgenomen gegevens een aantekening wordt geplaatst, zal dit in de praktijk naar verwacht mag worden niet tot het hiermee beoogde resultaat kunnen leiden (zie: Rb Amsterdam 24 september 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:6144). Omtrent de gegevens die in de GBA staan opgenomen moet in dat geval namelijk “onomstotelijk […] vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn” (ABRvS 18 januari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV1205).
Wat dan resteert, is het genoemde stelsel waarin de gegevens die zijn opgenomen in de GBA in beginsel leidinggevend zullen zijn. Evenwel bepaalt artikel 5 Awir:
“Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen alsmede voor de toepassing van inkomensafhankelijke regelingen, wordt een wijziging in de omstandigheden en van de leeftijd van de belanghebbende, de partner of een medebewoner die zich voordoet na de eerste dag van de maand, in aanmerking genomen vanaf de eerste dag van de daaropvolgende maand.”
Voor zover dus het inkomen van de medebewoner bepalend is geweest bij de totstandkoming van de beschikkingen waartegen u bezwaar hebt gemaakt, dient dit enkel over de maanden plaats te vinden waarbinnen van zodanige situatie sprake was, dat gesproken kan worden van medebewonerschap. Over de overige periode moet het inkomen dus in elk geval niet worden meegenomen.
ZORGTOESLAG
Indien de normpremie voor een verzekerde in het berekeningsjaar minder bedraagt dan de standaardpremie in dat jaar, heeft de verzekerde aanspraak op een zorgtoeslag ter grootte van dat verschil. Voor een verzekerde met een partner wordt daarbij tweemaal de standaardpremie in aanmerking genomen; in dat geval worden de verzekerde en zijn partner voor de toepassing van deze wet geacht gezamenlijk één aanspraak te hebben (art. 2 lid 1 Wzt).
Op grond van artikel 2 lid 2 Wzt bedraagt de normpremie een percentage van het drempelinkomen in het berekeningsjaar, vermeerderd met een percentage van het toetsingsinkomen van de verzekerde in dat jaar voorzover dat toetsingsinkomen het drempelinkomen te boven gaat. Voor een verzekerde met een partner wordt daarbij het gezamenlijke toetsingsinkomen in aanmerking genomen.
De percentages (in 2011) worden voor verzekerden met een partner vastgesteld op 5,015% van het drempelinkomen, vermeerderd met 5,03% van het toetsingsinkomen voor zover dat boven het drempelinkomen uitgaat en voor een verzekerde zonder partner op 2,715% van het drempelinkomen, vermeerderd met 5,03% van het toetsingsinkomen voor zover dat boven het drempelinkomen uitgaat. Deze percentages kunnen bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (lid 3).
Op grond van het zesde lid wordt de aanspraak op een zorgtoeslag voor iedere kalendermaand afzonderlijk bepaald.
Het drempelinkomen (in 2011) is hierbij 108% van het twaalfvoud van het voor de maand januari van het berekeningsjaar geldende in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag per maand, verminderd met het werknemersaandeel in de premie, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen en vermeerderd met de vergoeding ingevolge artikel 46, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet over dat loon (art. 1 lid 1 sub f Wzt).
Onder premie wordt hierbij verstaan: een premie als bedoeld in afdeling 3.3.1 van de Zorgverzekeringswet (art. 1 lid 1 sub d Wzt).
Conclusie: De Wzt sluit eveneens aan bij het inkomen van de belanghebbende en wordt per maand vastgesteld. Dat geldt dus zowel voor huurtoeslag als zorgtoeslag.
Offline
Pagina's: 1