Hulp nodig?

Stel hier je vraag:
  • Quickscan:
  • Snel antwoord
  • Kosten: € 4,99
Stel hier je vraag


Korte vraag, kort antwoord:
we beoordelen snel of je kans maakt.

Heb je een laag inkomen? Stuur het bewijs mee, dan helpen we voordelig - of zelfs gratis verder!

Voorbeeldbrief vernietigen koopovereenkomst

Hier ziet een een Voorbeeldbrief bij het complete juridische advies (Compleet advies + brief). Deze brief is bedoeld om je te laten zien hoe een juridische brief eruit kan zien:

 

[Plaats], [datum]

[Voorbeeld Keuken verkoper]

Voorbeeldstraat 12

1234 AZ  Voorbeeldplaats

 

Dossier:

Betreft: vernietiging koopovereenkomst

 

PER AANGETEKENDE POST

 

Geachte heer/ mevrouw,

 

Met het verzoek hen bij te staan, wendden zich tot mij de heer en mevrouw [Voorbeeld]  (hierna: cliënten) in verband met de ‘koopovereenkomst’ aangaande een keuken, welke met u is gesloten. Daarover bericht ik u als volgt.

 

Toelichting feiten

Op vrijdag 21 november 2015 hebben cliënten uw bedrijf bezocht voor het bezichtigen van keukens en zich te oriënteren op een eventueel aan te schaffen keuken. Tijdens dit bezoek werden cliënten verschillende soorten keukens getoond en werd hen medegedeeld dat [Voorbeeld Keuken verkoper] in staat is om alle soorten keukens te leveren.

 

Cliënten werd een korting aangeboden van 35% op een uit te zoeken keuken, waarvoor het volgens de verkoper echter wel noodzakelijk zou zijn om dit op papier vast te leggen en daarbij een ‘richtbedrag’ vast te stellen. Cliënten hebben hierop aan de verkoper gevraagd of zij aan een boete zouden zijn gebonden indien zij zich later zouden bedenken, waarop deze vertelde dat dit niet de werkwijze van [Voorbeeld Keuken verkoper]  is. Als gevolg van deze toezegging hebben cliënten deze ‘koopovereenkomst’ getekend.

 

Nog diezelfde dag bekomt cliënten bij thuiskomst een onbehaaglijk gevoel bij deze gang van zaken. Zij hadden de intentie om zich te oriënteren op een keuken, maar zien bij thuiskomst dat de algemene voorwaarden bij deze ‘overeenkomst’  melding maken van annuleringskosten van 30% tot zelfs 50% (artikel 12). Daarop hebben zij zich binnen twee dagen opnieuw tot uw bedrijf begeven, namelijk op zondag 23 november 2015, om hierover duidelijkheid te krijgen en ook van u te vernemen of de juridische gebondenheid, zoals die cliënten in eerste instantie werd voorgehouden, door u bevestigd zou worden. Om dit gesprek eventueel later te kunnen terugluisteren indien er nog onduidelijkheden zouden resteren, hebben cliënten daarvan een geluidsopname gemaakt (vgl. HR 16-10-1987, NJ 1988, 850 Driessen/Van Gelder).

 

Tijdens dit gesprek is cliënten door u verteld dat [Voorbeeld Keuken verkoper] kennelijk twee wijzen van verkoop hanteert:

1)      De gebruikelijke weg: de klant zoekt een keuken uit, gaat over de koopvoorwaarden onderhandelen en gaat al dan niet - veelal na een gesprek van 3 uur – eventueel over tot de aankoop van de keuken.

2)      De ‘korte weg’: de klant krijgt een korting aangeboden waarvoor het kennelijk noodzakelijk is om dan wel alvast een koopovereenkomst te sluiten met daarin een fictief aankoopbedrag, waarop de klant later zijn keuze voor een bepaalde keuken zal bepalen waarop vervolgens deze korting in mindering wordt gebracht. De uiteindelijke prijs kan daarbij zowel boven – als onder dit fictieve bedrag liggen.

 

Tijdens dit gesprek d.d. 23 november 2015 is cliënten verduidelijkt dat deze ‘korte weg’ er vooral toe dient om te voorkomen dat potentiële klanten na het verkrijgen van een offerte niet meer zullen terugkomen. Volgens de verkoper geven deze potentiële klanten na het krijgen van enkel een offerte aan: "We gaan er een nachtje over slapen". “Maar” – vervolgt de verkoper: “… dat doen ze niet, want ze komen nooit meer terug, want ze gaan naar een andere winkel iets zoeken wat wél binnen het budget zat.”

 

De verkoper van [Voorbeeld Keuken verkoper] heeft tijdens dit gesprek ook zonneklaar aangegeven dat hij, op vragen van cliënten of er sprake zou zijn van een ‘boete’ indien zij de keuken na het tekenen van deze overeenkomst tóch niet zouden afnemen, heeft aangegeven dat dit niet het geval zou zijn: “Op het moment dat we het dan niet doen krijgen we dan … en toen heb ik tegen je gezegd van: maar daar gaan we niet vanuit, van een boete, dat willen we helemaal niet. Zo heb ik het gezegd. En dat is ook precies onze werkwijze, dat proberen we te allen tijde te voorkomen. Maar natuurlijk – en dat staat ook keurig op de koopovereenkomst, als je dan gewoon zegt: “voor dat ik het teken ga ik het helemaal lezen”,  die vrijheid heb je – en dat staat er dan ook gewoon duidelijk in, maar wij gaan niet uit van… wij proberen natuurlijk te verkopen” [etc.] .

 

Nu cliënten niet werden gehoord in hun wens om deze overeenkomst buiten beschouwing te laten, zodat zij bij hun oriëntatie niet meer beperkt zouden worden dan zij feitelijk gewild hebben, hebben zij zich tot mij gewend met de vraag deze gang van zaken te beoordelen op juridische gronden.

 

Beoordeling

Gezien het feit in de ‘overeenkomst’ een ‘fictieve prijs’ is opgenomen – zoals de verkoper in het gesprek dit zelf benoemt – kan feitelijk gezien niet worden gesproken van een voldoende bepaalde overeenkomst, doch eerder wellicht van een intentieverklaring of mogelijk een rompovereenkomst, waarin partijen verklaren over een weer in beginsel een keuken te willen kopen en verkopen tegen kennelijk een daartoe geldende korting. Immers, zoals de verkoper aangeeft is juist het verstrekken van die korting de reden dat een fictieve prijs zou moeten worden opgenomen. Overigens ontgaat de logica daarvan, nu deze fictieve prijs later kan worden aangepast en de korting een percentage betreft van de uiteindelijke prijs. In die zin lijkt het aanbod van een korting de facto een boetebeding op te leveren.

 

In artikel 12 van de Algemene Voorwaarden is de schade in geval van annulering bij voorbaat gefixeerd op 30 % dan wel 50 % van het factuurbedrag. Met cliënten ben ik van oordeel dat deze bepaling moet worden aangemerkt als een boetebeding (als bedoeld in artikel 6:91 BW) en dat artikel als onredelijk bezwarend voor vernietiging gereed ligt (artikel 6:237 onder i BW Jº artikel 6:233 onder a BW). Artikel 3 lid 3 van de Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (R93/13/EEG) bepaalt dat een (in algemene voorwaarden opgenomen) boetebeding als oneerlijk kan worden aangemerkt. Het betreft hier een consumentenkoop met betrekking tot een keuken. De eventuele overeenkomst is op aangeven van de verkoper ter plekke door ondertekening van het orderformulier tot stand gekomen. De verkoper heeft daarbij niet op gewezen op de toepasselijkheid van de Algemene Voorwaarden en heeft – zoals hij dat zelf op de geluidsopname laat blijken – welbewust op vragen van cliënten op de vraag of zij een boete verschuldigd zouden kunnen worden op grond van die ‘overeenkomst’, ontkennend geantwoord en hen daarbij in de waan latend dat een dergelijke boetebepaling dus ook geen onderdeel van deze ‘overeenkomst’ zou kunnen uitmaken.

 

Bovendien valt op geen enkele wijze staande te houden dat deze gefixeerde annuleringsvergoeding op enigerlei wijze in verband kan worden gebracht met enige werkelijk geleden schade of door [Voorbeeld Keuken verkoper] gemaakte kosten, zo daarvan al sprake zou zijn (vgl: Rb 's-Gravenhage  12 februari 2008, ECLI:NL:GHSGR:2008:BC4522). Immers hebben cliënten reeds twee dagen later laten weten deze overeenkomst te willen beëindigen, terwijl zij nimmer een keuken hebben uitgezocht. Als zodanig kan deze bepaling dan ook niet anders worden gezien dan een boetebepaling om hen tot aankoop te verplichten.

 

Kwalijker achten cliënten het echter dat – zoals de verkoper zelf heeft toegelicht – deze ‘korte weg’ kennelijk bedoeld is om potentiele kopers middels deze boetebepaling ertoe te bewegen vervolgens een keuken bij [Voorbeeld Keuken verkoper] te moeten afnemen, waarbij, op hen nadrukkelijke vragen hierover (!), werd aangegeven dat van een dergelijke ‘boete’ geen sprake zou zijn. Of zoals de verkoper het lijkt te zeggen: “Dan had u maar de kleine lettertjes allemaal moeten lezen”.

 

Het voorgaande leidt ertoe dat deze handelswijze niet enkel getuigt van een wellicht wat lichtvaardige morele handelsgeest, maar daarnaast ook in strijd is met artikel 7:194 aanhef en onder a BW:

 

“Hij die omtrent goederen of diensten die door hem of degene ten behoeve van wie hij handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf worden aangeboden, een mededeling openbaar maakt of laat openbaar maken, handelt onrechtmatig jegens een ander die handelt in de uitoefening van zijn bedrijf, indien deze mededeling in een of meer opzichten misleidend is, zoals ten aanzien van de voorwaarden, waaronder goederen worden geleverd of diensten worden verricht of de betaling plaatsvindt;”

 

Daarnaast blijkt echter ook op grond van artikel 7:193b lid 1 en lid 2 aanhef en onder b BW dat sprake is van een oneerlijke handelspraktijk en van een misleidende omissie (art. 7:193d BW), als gevolg waarvan deze overeenkomst ex artikel 7: 193j lid 3 BW vernietigbaar is.

 

Tot slot voeren cliënten verder aan dat zij, indien zij een juiste voorstelling van zaken zouden hebben gehad omtrent het bestaan van deze boeteclausule van artikel 12, nimmer deze overeenkomst zouden hebben gesloten. Cliënten hebben daarbij – middels de bandopname – aantoonbaar voldaan aan hun onderzoeksplicht, terwijl [Voorbeeld Keuken verkoper] als professionele verkoper haar mededelingsplicht heeft geschonden. En – zoals blijkt – zelfs opzettelijk, hetgeen zich zondermeer als opzettelijke verzwijging of zelfs als opzettelijke onjuiste mededeling in de zin van artikel 3:44 lid 3 BW laat kwalificeren, ofwel als bedrog.

 

Conclusie

Gezien het voorgaande concluderen cliënten dat de boetebepaling van artikel 12 van de algemene voorwaarden als onredelijk bezwarend vernietigbaar is, welke vernietiging zij dan ook inroepen (art. 6:237 onder i BW Jº art. 6:233 onder a BW Jº art. 3:49 en 3:50 BW). Voorts vernietigen cliënten de overeenkomst van 21 november 2015:

  • primair wegens het begaan van een oneerlijke handelspraktijd (art 7: 193j lid 3 BW Jº art. 3:49 en 3:50 BW),
  • subsidiair op grond van dwaling (art. 6:228 lid 1 BW Jº art. 3:49 en 3:50 BW), en
  • meer subsidiair op grond van bedrog gezien het opzettelijk verzwijgen en opzettelijk doen van een onjuiste mededeling door de verkoper (3:44 lid 3 BW Jº art. 3:49 en 3:50 BW).

 

Daar cliënten in dezen op zeer onbehoorlijke wijze door [Voorbeeld Keuken verkoper]  zijn bejegend en er zelfs ook – zoals blijkt uit de geluidsopname – sprake lijkt de zijn van een handelen jegens hen dat zich als strafrechtelijk vervolgbaar lijkt te kunnen laten kwalificeren (art. 326 Sr), acht ik het naar cliënten toe niet meer dan opportuun dat u mij en hen binnen 14 dagen na heden schriftelijk bevestigt dat ook u deze overeenkomst als vernietigd beschouwd en cliënten niet langer daaraan gebonden zijn.

 

Hoogachtend,

 

[Jurist]

Dhr. mr. Voorbeeld

Voorbeeldstraat 345

1234 AZ  Voorbeeldplaats