Is
contractverhoging een ‘nieuw contract’?
Soms
krijgt een werknemer een uitbreiding van
zijn contracturen en krijgt dus meer uren om te werken. Vooral in het
onderwijs
en de welzijnssector kent men het verschijnsel van uitbreiding van de
''aanstelling” (zie noot Prof. mr. E. Verhulp bij Ktr.
Apeldoorn 2 juli 2003,
JAR 2003,170). Is deze contractverhoging of urenuitbreiding dan een
nieuw
contract? Als deze contractverhoging namelijk een nieuw contract zou
zijn in
de zin van art. 7:668a BW, dan zou op die manier dus ook een contract
kunnen
ontstaan voor onbepaalde tijd (vast contract).
De
kantonrechter in Apeldoorn oordeelde dat
een contractverhoging geen nieuw contract oplevert voor de
ketenbepaling, en
dus ook niet tot een contract voor onbepaalde tijd (vast contract) kan leiden:
“De
addenda bij de arbeidsovereenkomsten
betreffen periodes binnen die arbeidsovereenkomsten en kunnen derhalve
niet
worden aangemerkt als arbeidsovereenkomsten die de
“hoofdovereenkomst” hebben
opgevolgd in de zin van art. 7:668a BW. Hier is geen sprake van
opvolging maar
van samenloop van arbeidsovereenkomsten (of, zoals gedaagde het
uitdrukt: stapeling
van uren), zodat het beroep op art. 7:668a BW niet opgaat.”
(Ktr. Apeldoorn 2
juli 2003, JAR 2003,170).
Hierover
wordt ook wel eens anders geoordeeld,
zoals blijkt uit
deze
uitspraak (Rb Zwolle 3 maart 2009,
ECLI:NL:RBZLY:2009:BH5911).
Lees
hier eventueel de motivering hiervoor.
Rb Zwolle 3 maart 2009,
ECLI:NL:RBZLY:2009:BH5911
3.3.Partijen worden
verdeeld gehouden door het antwoord op de vraag of de overeenkomsten,
waarbij
partijen afspraken de arbeidsomvang, telkens voor een half jaar
respectievelijk
een jaar, met tien uren per week uit te breiden, moeten worden
gekwalificeerd
als zelfstandige arbeidsovereenkomsten, waarop artikel 7:668a BW van
toepassing
is, dan wel dat er steeds sprake is geweest van slechts
één arbeidsovereenkomst
die, wat betreft de urenomvang, een aantal malen achtereen wijziging
heeft
ondergaan door de nadere afspraken tussen partijen.
3.4.Bij de
beantwoording van deze vraag zal de kantonrechter als uitgangspunt
nemen de
grondgedachte van het arbeidsrecht in het algemeen, te weten waar nodig
bescherming van de zwakkere partij, zijnde de werknemer, en meer in het
bijzonder de ratio van artikel 7:668a BW, te weten het verschaffen van
zekerheid aan de werknemer, die niet langer dan de duur van drie
tijdelijke
contracten respectievelijk niet langer dan drie jaren, in onzekerheid
behoort
te verkeren over de vraag of de op dat moment uitgeoefende functie qua
inhoud
en omvang (en dus verdiensten) blijvend zal zijn.
3.5.Tegen deze
achtergrond doet de volgende opvatting het meest recht aan de bedoeling
van der
wetgever.
⚠ Bijzondere situaties
Let op: de volgende bijzondere situaties kunnen verder van belang zijn om te kijken of je een vast contract voor onbepaalde tijd hebt, of niet: