“De rechtbank heeft in r.o. 5.2 terecht en op juiste gronden, die het hof overneemt, geoordeeld dat artikel 5:42 BW niet toestaat dat de eigenaar van een openbare weg binnen twee meter van eens anders erf bomen plant. Dat de consequentie is dat aan een particulier wiens grond aan de openbare weg grenst, in dit opzicht meer is toegestaan dan de eigenaar van die openbare grond, brengt niet mee dat de duidelijke wettekst anders zou moeten worden uitgelegd. De woorden “in beginsel” die de rechtbank aan haar oordeel heeft toegevoegd slaan terecht en onmiskenbaar op de mogelijke uitzonderingen van lid 2: verordening of plaatselijke gewoonte.”
“De door de gemeente gehanteerde belangenafweging, als bedoeld in het arrest over de Gorsselse bomen (HR 28 april 1961, NJ 1961, 433) moet volgens de rechtbank wel binnen het wettelijk kader plaats vinden en op voor de burger en de betrokken buur kenbare wijze. Omdat dat niet is gebeurd komt de rechtbank aan een toetsing als bedoeld in het arrest over de Gorsselse bomen niet toe, omdat er geen sprake is van een publiek belang dat enkel gediend kan worden door inbreuk te maken op een privaat belang van een ander.”
“Hierbij
moet niet slechts
rekening gehouden
worden met de eisen van het wegverkeer, maar ook met het esthetisch
aanzien van
de openbare wegen en het gerief van de gebruiker van de weg.”
(Rb
Leeuwarden 13 februari 2007, LJN: AZ8406).
“Het
standpunt van de
gemeente
Heusden dat
gelet op de waarde van de hoofdboomstructuur nimmer medewerking zal
worden
verleend aan het vellen van een of meer bomen in verzoekers straat,
acht de
Nationale ombudsman te algemeen. Het zal van de omstandigheden van het
concrete
geval, in hun onderlinge samenhang bezien, afhangen of er sprake is van
hinder
gelet op de aard, ernst en duur van de overlast. Voor het categorisch
uitsluiten van iedere overlast als mogelijkheid om hinder te
veroorzaken
bestaat geen rechtsgrond. Van de gemeente mag in dit verband wel worden
verwacht dat zij adequaat en objectief tracht vast te stellen of
verzoekster de
door hem ondervonden overlast van de naburige eik heeft te
dulden.” (Nationale
Ombudsman
2004, nr. 273)
“Voorop
gesteld moet worden
dat
met het behoud
van bomen in de bebouwde kom in de regel een groot publiek belang wordt
gediend. In zoverre verdient het gemeentebeleid, dat is gericht op
groenbehoud,
dus alle waardering.
In dit
bijzondere geval is echter
gebleken
dat
de wortels van deze boom, die doorgroeien tot op het perceel van
Familie Maas,
reeds dusdanige schade hebben toegebracht aan het muurtje, dat dit
uiteindelijk
moest worden afgebroken. Verder moet op gezag van de deskundigen worden
aangenomen dat het oprichten van een nieuw muurtje, op een doorlopend
fundament, vanwege de nog aanwezige wortels niet of nauwelijks mogelijk
is,
althans dat een dergelijk nieuw muurtje wederom zal scheuren vanwege
die
wortels. Het (verder) wegnemen van wortels zal niet kunnen gebeuren
zonder dat
daardoor ernstige schade wordt toegebracht aan de betreffende boom, die
dan
instabiel dreigt te worden en makkelijk kan omwaaien. […].
Al het
voorgaande bijeen genomen
kom ik tot
de
slotsom dat de weigering van Gemeente Someren om de in deze procedure
bedoelde
boom te verwijderen de toets van de rechterlijke kritiek niet kan
doorstaan.” (Rijdende
Rechter 25 mei 2005, S03847).